Bij de herdruk van Martha
Aletrino placht tamelijk inconsequent om te springen met spelling en interpunctie. Het is onduidelijk of dat te maken had met zijn ‘stemmingen’, of hij zijn impressionistische stijl ook uit zijn schrijfwijze wilde laten blijken, of dat het gewoon-menselijke slordigheid was. Het is niet bekend of hij zelf zich ooit over dit soort zaken heeft uitgelaten. Op de verregaande inconsequentie van zijn systeem wordt wel gewezen door G. Leffertstra in diens brochure Hoe spellen onze schrijvers, De spelling van 25 ondertekenaars van het anti-Kollewijnadres onderzocht, Zwolle 1910, hetgeen impliciet betekent dat Aletrino in principe een aanhanger van de spelling van De Vries en Te Winkel moet zijn geweest.
De vergelijking tussen de tijdschriftpublikatie en de boekuitgave van Martha levert dan ook een groot aantal verschillen op in spelling en interpunctie, terwijl de beide versies afzonderlijk ook de nodige inconsistentie op dit gebied vertonen. Het meest opvallend is het wisselend gebruik van -s- en -z- (peinsen / peinzen) en van het samentrekkingsteken (teer / têer / teêr). Samengestelde woorden worden nu eens los, dan weer vast, of met een koppelteken verbonden geschreven (vast gegroeid / vastgegroeid / vast-gegroeid). De buigingsuitgangen in beide teksten vertonen onderling varianten evenals het gebruik van de leestekens. De boekuitgave heeft veel meer alinea's dan de tijdschriftpublikatie, hetgeen voor de lezer een verbetering betekent. Daarentegen zijn er in de boekuitgave een aantal storende zetfouten ge