Arme Jaap en Rijke Klaas, in 't jaar 1900
Bij een Schilderij van het jaar 1300, voorstellende eene Kerk, met uittrekkende Bruiloftsgenoten
Jaap: Wat is dat voor een huis? wat is het fabrikaat,
Dat daar gewonnen wordt? Géen schoorsteen schijnt te rooken?
Klaas: Daar plachten ze voorheen de zielespijs te koken:
Nu weten wij dat ziel noch zielespijs bestaat.
Jaap: Wat is dat voor een stoet van blinkend opgedrilden?
Wat knielt het volk daar neêr - het Soevereine Volk?
Klaas: 't Is dat ze Schoonheid toen, en schoone Vormen wilden,
En meenden dat een God zag neêr door lucht en wolk.