Een keuze uit zijn werk (ed. Projektgroep van het Instituut Nederlands van de KU Nijmegen)
(1972)–J.A. Alberdingk Thijm–
Auteursrechtelijk beschermdAan een jongeling1
Gij, die den zoeten stroom der lente
Vast tintlen voelt in hart en aâr,
Wien de onschuld op het voorhoofd prentte
Het eermerk van uw twintig jaar;
2
5[regelnummer]
Geliefde jongling, die de weelde
Der jeugd u toewenscht - en verstoot;
Wien God een reine ziel bedeelde,
Maar ze in een aarden vat besloot!
3
Daar zien Drie Beelden, die bewaken
10[regelnummer]
De reinheid, die gij bevend draagt:
O wil dat drietal nooit verzaken,
Dat om uw hart en blikken vraagt.
4
Dat is, voor-eerst, Zij, die den bloezem
Van d' eersten vreugdelach u schonk,
15[regelnummer]
En aan wier heilgen moederboezem
Het wichtje een melk vol kuischheid dronk;
| |
[pagina 60]
| |
5
Dat is, daarna, het minlijk wezen,
De zoete glimlach van den mond
Der Zuster, - in wier trouw voor-dezen
20[regelnummer]
Ge een steun en lieve speelnoot vondt.
6
't Is, eindlijk, nóg een jonge Vrouwe,
Een maagd, wellicht uit vreemde stad, -
Maar die een troost in iedre rouwe;
Een zon zal wezen op uw pad.
7
25[regelnummer]
Zij kent u niet, noch zelfs ook vraagt ze
Wie haar naar 't autaar voeren zoû;
En toch in haar gedachte draagt ze
Uw beeltnis en schenkt u haar trouw.
8
De maagdlijkheid van haar gedachten
30[regelnummer]
Bewaart zij u, van kindsbeen af:
Zoudt ge u dan niet voor ontrouw wachten
Aan haar, die reeds zich-zelve u gaf?
9
O dat voor u haar beeld reeds heden
Een waarborg tegen 't misdrijf zij!
35[regelnummer]
Als de Engel, warend om uw schreden,
Wel ongezien, maar toch nabij.
Naar Anatole de SégurGa naar voetnoot(57)
1872 |
|