Een keuze uit zijn werk (ed. Projektgroep van het Instituut Nederlands van de KU Nijmegen)
(1972)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
I. De dichter | |
[pagina 39]
| |
De speelman van St. Cecilia. Illustratie door E. Du Jardin in de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken, 1873 (bij blz. 244).
| |
[pagina 40]
| |
Bij Royers borstbeeld van BilderdijkGa naar voetnoot(1)U min ik, Oude! met uw stroefgeplooide trekken!
U, met dat starend oog, door borstels overbraauwd;
U, met dat peinzend hoofd, wen 't breede zwachtels dekken,Ga naar voetnoot(2)
En 't, om der waereld wil, geen valsche lók beschaâuwt!
5[regelnummer]
U min ik, in uw vorm, in 't onaanvallig wezen,
Dat lonk noch glimlach heeft, voor jeugd en schuchterheid:
Wat andrer willig hart, toegevend, daar moog lezen -
'k Heb uw genaakbaarheid, uw deemoed, nooit geprezen:
'k Heb, u ter liefde, nooit mijn rede of smaak misleid.
10[regelnummer]
Maar 'k min u, als gij waart: gelijk gij vóor mij zwevend,
En sprekend uit uw werk, en sprekend uit uw beeld,
In al uw eigenheên, in heel u-zelf herlevend,
Met onbeschrijfbre kracht mijn ziel en zintuig streelt.
| |
[pagina 41]
| |
InleidingAl is Thijm zijn leven lang verzen blijven schrijven, zijn ‘dichterlijke periode’ valt toch samen met de jaren van zijn ontwikkeling, van zijn twintigste tot vooraan in de dertig. Daarna werd zijn poëzie louter gelegenheidswerk en tijdverdrijf. Toppunt en eindpunt van zijn echte dichterschap was Het voorgeborchte (privédruk 1851), de wijsgerig-dichterlijke neerslag van zijn protest tegen een materialistische tijdgeest. Het had zijn meesterwerk moeten worden, maar liet hemzelf - bij alle poëtische bewogenheid die ook ons nog weet te treffen - toch onvoldaan.Ga naar voetnoot(3) Een zuiver lyrikus is hij nooit geweest: naast de groep verhalende gedichten heeft hij vooral gewerkt als tijds- en gelegenheidsdichter. De stroom familiegedichten - genre waarin zijn vader hem met verve was voorgegaanGa naar voetnoot(4) - is bijna onoverzienbaar. Bilderdijk was zijn meester, de eerste grote figuur die hij in zijn leven vereerde en het voorbeeld van zijn dichterschap. In de eerste ook voor de buitenwacht bedoelde bundel, de Drie gedichten van 1844, die tot zijn beste poëtisch werk horen, kreeg het vers Bij Royers borstbeeld van Bilderdijk, met de herhaalde verklaring van genegenheid, de ereplaats voorin. Naast Bilderdijk zou later Vondel komen, maar dan is de dichter Thijm al gevormd en eigenlijk al uitgezongen.Ga naar voetnoot(5) Bilderdijk heeft hem aan zichzelf ontdekt, Vondel zal hijzelf helpen ontdekken en met hem zal hij vooral omgaan in zijn geromantiseerde geschiedverhalen: Vondel wordt zijn objekt, met hoeveel genegenheid ook benaderd.Ga naar voetnoot(6) Maar Bilderdijk was het geliefd en bewonderd model van zijn jonge jaren, de man aan wie hij veel van zijn denkbeelden en bijna heel zijn dichterschap te danken had.Ga naar voetnoot(7) Men hoeft de brief maar te lezen die hij in 1867 schreef | |
[pagina 42]
| |
aan zijn medevereerder Dr. Jan Wap, brief die eindigt: ‘Zoo eenige bladzij van de vele, die ik geschreven heb, zoo ooit een volzin, van al wat ik heb gesproken, ergens een overtuiging heeft helpen vestigen of een goed gevoel heeft helpen wekken dan heb ik dit aan Bilderdijk te danken.’Ga naar voetnoot(8) Er was zoveel in Bilderdijk waarin Thijm zichzelf kon herkennen: het diep-religieuze, het romantische, het zwaarmoedige, de autodidaktische veelzijdigheid, het woeden tegen materialisme, liberalisme en revolutiegeest, - zoveel dat Thijm de meester het liefst helemaal had meegenomen naar zijn eigen wereld. Veelbesproken is de postume poging daartoe in het al genoemde gedicht Het voorgeborchte, dat naar inhoud en vorm bewust de taal van Bilderdijk spreektGa naar voetnoot(9) en dat ook eindigt met een overbekend citaat. In dit gedicht, waarin de dichter in het voorportaal van de hemel, een katholieke hemel, Bilderdijk ontmoet en - als Dante door Vergilius - door hem wordt rondgeleid, legt hij de Meester een bekentenis tot het katholicisme in de mond die met de opvattingen van de historische persoon Bilderdijk in strijd was, als men diens uitspraken in hun verband beschouwt. In het befaamde opdrachtgedicht Aan Da Costa nodigt hij ook deze ‘vriend en vijand tevens’ - met hem verbonden als volgeling van Bilderdijk en bestrijder van de geest der eeuw - in niet te stuiten bekeringsijver uit de grote stap te zetten, daarbij alle registers opentrekken van zijn bewogen gemoed. Anders dan Bilderdijk heeft Thijm het dichterschap voor het grootste deel gestalte moeten geven in zijn leven; heel wat minder is hij daarin geslaagd in zijn gedichten zelf. ‘Zijn leven was een pleidooi voor het dichterschap, en wel voor het dichterschap binnen de maatschappij.’Ga naar voetnoot(10) Daarin lag ook een oorzaak van het falen van zijn gedichten. Aanpassing aan het milieu waarin hij opgroeide - en zulke aanpassing stond hij voor - zou de natuurlijke en vrije ontplooing van zijn poëzie hebben beknot. ‘Het is werk van een geremd mysticus, dat wil zeggen van een maatschappelijken man, die ijverig waakt tegen de bezoedeling zijner innigste droomen.’Ga naar voetnoot(11) Zijn opvattingen over versvorm zijn traditioneel. Ook al doordat er weinig enjambement is, doet zijn poëzie weinig vloeiend en bewegelijk aan. Soms zoekt hij het in uitbundigheid, zoals in De klok van | |
[pagina 43]
| |
Delft (dat andere belangrijke gedicht, waarin hij zijn ideeën over de onvolmaaktheid van alle aardse schoonheid heeft weergegeven). Het bezit een ‘overstelpende rijkdom aan versmaten en rijmschemata’.Ga naar voetnoot(12) Maar een persoonlijke toon heeft hij voor zijn gedichten niet gevonden, en ook een persoonlijke uiting zijn ze meestal slechts verstolen en terloops, terzijde van hun eigenlijke thema. Wel treft men vaak aan wat Van Duinkerken ‘belijdenis-poëzie in een secundaire vorm’ heeft genoemd: heldere en bewogen samenvatting van de gemoedsoverwegingen die hem dreven, zoals verering of verontwaardiging. Een voorbeeld zijn de latere Vondelverzen.Ga naar voetnoot(13) Als romantikus was hij - zoals in de algemene inleiding is behandeld - religieus geïnspireerd. ‘De dichter is de getuige eener verloren gegane harmonie. Zijn woord wekt heimwee naar de goddelijke orde.’Ga naar voetnoot(14) Maar het aantal keren dat de romantische inspiratie, waarin gevoel en verbeelding prevaleert, in zijn poëzie ook waargemaakt wordt, is zeldzaam. In feite heeft hij vaak maakwerk geleverd, en daar domineerde het vernuft. Wat onze keus betreft: het indrukwekkendst in Thijms oeuvre blijken nog steeds de twee grote gedichten De geboorte der kunst uit 1844 en Het voorgeborchte uit 1851, waaruit helaas slechts fragmenten konden worden opgenomen.Ga naar voetnoot(15) Over het tweede is al gesproken. Het eerste is een poëtische neerslag van zijn theorie der schone kunsten, waarin de eenheid van kunst en religie wordt gepostuleerd. De kunst, die uit liefde wordt geboren, voert terug tot God die Liefde is.Ga naar voetnoot(16) Adam, die hier Eva voor het eerst ziet, wordt hevig bewogen, echter door schoonheidsliefde, niet door lichamelijke begeerte zoals de Adam die in het gedicht van Marcellus Emants zijn Lilith ontwaart.Ga naar voetnoot(17) Naast de gedichten gewijd aan de drie figuren met wie Thijm zich nauw verbonden voelde, Vondel, | |
[pagina 44]
| |
Bilderdijk en Da Costa, komt dan - uit de groep verhalende poëzie, waarvan in het werk van Thijm meer aantrekkelijke voorbeelden te vinden zijn - De speelman van St. Cecilia uit 1872. Van Duinkerken wijst erop dat de schrijver in de romantische liederen en verhalen in de volkstoon grotere vrijheid heeft gevonden dan in zijn overige poëzie. In deze richting hadden voor Thijm waarschijnlijk de gunstigste perspektieven gelegen voor een ontwikkeling die met zijn wegen strookte.Ga naar voetnoot(18) Aan een jongeling, ook uit 1872, is - hoewel een bewerking -Ga naar voetnoot(19) typerend voor Thijms hoofs-romantische houding jegens de vrouw en voor zijn idealen van maagdelijkheid. Een tot het uiterste beperkte keus uit zijn werk zonder artistieke pretenties: de stroom van gelegenheids- (vooral familie-) en verpozingsgedichten, die tot zijn ergernis nogal eens werden gesteld boven zijn ernstig bedoelde poëzie,Ga naar voetnoot(20) kon voor de typering niet gemist worden. Overigens bleek het bij gebrek aan ruimte niet mogelijk een specimen af te drukken uit al de vele rubrieken waarin de poëzie van Thijm naar de inhoud verdeeld kan worden. Thema's als Vlaanderen en politiek ontbreken hier bijvoorbeeld. |
|