Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw(1852)–J.A. Alberdingk Thijm– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lof van Spinola. [Door Claudius de Clerck; zie bl. 215. Maurits noemde Spinola, zegt men, ‘den tweeden Veldheer der waereld’.] Wel an, bedroefde Belgica, Loft nu den vroomen Spinola, Die zeer verzoet heeft uwen druck, En noch vervoordert u gheluck. Hy heeft (dus is hy groot geacht) Ghedwonghen Gulyck deur zijn macht. Al was het sterck, deur 's honghers noodt Wiert al zijn kracht ghesleghen doodt. Ach, Holland, Seeland, waert ghy vroed, Gy zoudt oock keeren u ghemoed, U zelven geven (naer Gods woord) Arnhen an wie ghy toebehoort. Geen wonder ist dat uwen geest Voor zulcken vromen krijgher vreest, Die onverwinnelick bestrijdt U meuren, en ter neder smijt. 't Is Hanybal in stoutigheid, Traianus in gherechtigheid, En Cesar, die geen aerbeid vlied, Die Gulyck bryngt in zijn ghebied. Vorige Volgende