| |
| |
| |
Lijst van afbeeldingen met toelichting
| |
1. Toelichting bij de illustraties afgebeeld op de omslag
De afbeeldingen op de voor- en achterzijde van de omslag laten de ontwikkeling zien van het reizend toneel in de 17de eeuw: achterop: een kermispodium afgesloten door een gordijn in 1654; voorkant: reistheater van een troep die ook aan vorstelijke hoven optreedt einde 17de eeuw.
| |
Toelichting bij afbeelding voorzijde:
Omstreeks 1700 schildert Mathijs Naiveu (Leiden 1647 - Amsterdam 1721) een aantal straattoneelvoorstellingen.
Het toneel is een kunstig bouwsel met twee praktikabele deuren aan weerskanten van een binnentoneel dat afgesloten kan worden door een gordijn en voorzien is van geschilderde coulissen (hier een bos).
In het Toneelmuseum bevindt zich een ander schilderij van Naiveu (bruikleen Dienst voor 's rijks verspreide kunstvoorwerpen) waarop een soortgelijk toneeltje te zien is, met een beschilderde omlijsting, en zonder deuren. Of de schilder de werkelijkheid heeft weergegeven blijft een vraag. Maar de afgebeelde scène van het schilderij uit Leiden kon geidentificeerd worden en is karakteristiek voor de veranderde situatie van het reizend beroepstoneel sinds de eerste helft van de 17de eeuw.
Het gespeelde toneelstuk is de bekende Pyramus- en Thisbe-parodie (p. 58). Niet meer Gramsbergens Hertog van Pierlepon (1648) maar de vertaling van de acteur A.B. (de) Leeuw naar Gryphius' Absurda Comica oder Herr Peter Squenz (en deze naar Shakespeare's Midsummernightsdream), onder de titel Klucht van Pyramus en Thisbe, ofte boertig treurspel (1699). Gramsbergens klucht speelt in een herberg; een als hertog verklede rederijkende boer is daar toeschouwer, op het toneel. Hier stellen de beroepskomedianten dorpsrederijkers voor die een voorstelling geven voor een ‘echte’ hertog Albrecht van Beieren. De acteur in die rol bevindt zich niet op het plankier maar tussen het publiek in de calèche en maakt van die plaats af kritische opmerkingen over het harlekijnskostuum van de rederijkende schoolmeester die als ‘regisseur’, proloog-epiloogspreker-souffleur optreedt. Werkelijkheid en spel lopen nog ingewikkelder door elkaar als Naiveu geïnspireerd is door de komedianten die voor een werkelijke hertog optraden: Christiaan Albrecht van Holstein, de beschermheer van de compagnie Van Fornenbergh-Nooseman. Ook hun opvolgers speelden in Holstein (1689); Nooseman Jr. en Jacob van Rijndorp (in Denemarken 1703/1704) gebruikten sinds 1690 het oude reistheater van Gillis Nooseman (p. 135). Op het plankier is het moment voorgesteld waarin Thisbe ‘het zwaard haarzelven onder de rokken steekt’. V.l.n.r. de handwerkslieden: de leeuw; de schoolmeester-souffleur; ‘Muur’ (opgerold onder zijn arm); ‘Maan’ (‘Diana’); Thisbe; Pyramus ‘dood’. De man met het boompje suggereert ‘de Bron’. De travestie-rollen zien er niet als verklede mannen uit; Naiveu heeft zelf al schilderende ook verder waarschijnlijk schijn en werkelijkheid vermengd. Wie de naar verhouding te groot geschilderde vrouw links voorstelt en welke troep optreedt, kon nog niet worden vastgesteld.
| |
Toelichting afbeelding achterzijde:
Willem Schellinckx (Amsterdam 1627 - idem 1678) illustreerde een kermisliedboekje. Zijn gravure toont de dansende commedia dell'arte-figuur Jean Potage (oorsprong van het woord ‘hansop’). De muzikant is een Capitano-type in zgn. Spaanse kleding; een gemaskerde kop gluurt door het gordijn. Ook ‘camerspeelders’ droegen maskers, blijkens een inventaris uit 1608 (R.A. Not. Rijshout, Delft, 5308, acte 49).
| |
| |
| |
2. Lijst van afbeeldingen met toelichting in de tekst opgenomen
p. 6. | Rembrandt, toneelspeler. Tekening collectie Hofstede de Groot, Groningen. Benesch 293v/fig. 355. Fragment. |
p. 8. | 17de-eeuwse Hollandse tegel met een toneelspeler. Part. coll. |
p. 21. | Don Jeronimo, maarschalk van Spanje. Titelprent, uitgave 1662.
Het treurspel van Adriaan van den Bergh (van 1621) zou via bewerkingen van Engelse komedianten afkomstig zijn van The Spanish Tragedy van Thomas Kyd (1592). De afbeelding toont de laatste scène van het drama. Jeronimo heeft wraak genomen op de moordenaars van zijn zoon door samen met hen een spel te vertonen en ze daarin ‘echt’ te vermoorden. Bellemperia heeft zelfmoord gepleegd. Jeronimo verklaart zijn daad aan de toeschouwers, vaders van de schuldigen en onthult het lijk van hun slachtoffer. Zie Hummelen, pl. XI, p. 24/25. |
p. 25. | Schermers, uit het leerboek van Thibault. Rijksprentenkabinet, Amsterdam. |
p. 27. | Luchtsprong van een voltigeur, uit het leerboek van Tuccaro, bij Bouissac. |
p. 41. | Buytewech, Lucelle, fragment van de titelprent bij Alle de spelen van G.A. Bredero, 1622. Catalogus Bredero-tentoonstelling 1968. |
p. 46. | Vondel, naar het portret van J. Lievens, 1650. Fragment. Uit: G. Kalff, ‘Literatuur en tooneel’.
Het is niet uitgesloten dat Vondel zelf wel eens ten tonele verscheen maar of hij ook meespeelde, is nooit aangetoond. Wel heeft Hendrik Pot hem afgebeeld op een schilderij in het kostuum van een herder (Rijksmuseum Amsterdam). |
p. 56. | Titelblad (fragment) van een Reisboek, Amsterdam 1689. Het bevat o.a. dienstregelingen, data van kermissen, adressen van herbergen. U.B.A. |
p. 84. | Jelgerhuis, schema van standen en gebaren uit: Theoretische lessen, 1827.
Voor Johannes Jelgerhuis Rzn., 1770-1836, de toneelspeler, kostuumontwerper, tekenaar, schilder, die de klassicistische speelstijl uitvoerig heeft beschreven, zie de catalogus van de Jelgerhuis-tentoonstelling, Toneelmuseum 1968. |
p. 87. | Fragmenten van plattegronden van Den Haag in 1665 en 1666. G.A. Den Haag.
‘Het Schouwburgh ofte Theatrum’ is op beide plattegronden te zien maar in verschillende vorm. Kossmann gaf de voorkeur aan de oudste, van C. Elandts (herdrukt 1681) boven de kleinere van 1682 omdat hier de oudere tekening verkeerd weergegeven zou zijn. De ene kaart toont twee langwerpige schuren, de andere een vierkant gebouw om een kleine binnenplaats. |
p. 97. | Titelblad van Grotius' ‘De mare libero’, Leiden, 1633. |
p. 107. | Plattegrond van de Hollandse Comedie te Stockholm, 1666. Uit: Schück, p. 440.
Er zijn twee kaatsbanen op aangegeven, een grote en een kleinere en de langwerpige Lejonkulan (leeuwenkuil), als theater ingericht in 1666. |
p. 113. | Romeyn de Hooghe. Titelprent bij De gelukte list, of de bedrogen mof, 1689. Titelprent bij de uitgave van 1702 door N.V.A. Naar Subligny, La folle querelle ou la critique d'Andromaque. U.B. Amsterdam.
Het blijspel is in de verhollandste bewerking gesitueerd voor de ingang van de Amsterdamse schouwburg, na het uitgaan tussen 7 en 8 uur. De twee toneelspelers komen niet op de afbeelding voor, wèl ‘Mietje de meid naast de schouwburg’ bij de ingang van de wijnkelder van Krook. |
p. 120. | Gerard de Lairesse, prent uit het Groot Schilderboek, 1707.
De Lairesse (1640-1711), schilder, tekenaar, decorontwerper, was een van de oprichters van Nil Volentibus Arduum. Hij beschrijft houdingen, standen en gebaren volgens de Frans-klassicistische opvattingen der welvoeglijkheid die ook voor het toneelspel golden. Zie Van Thienen in Maske und Kothurn. |
p. 131. | Titelprent bij Les fourberies de Scapin, par P. Brissart, grav. J. Sauvé. 1682. B.N. Chevalley p. 328. De boekillustraties laten Molière zien in zijn verschillende rollen. |
| |
| |
p. 139. | Het vignet komt voor in een uitgave van het Latijnse schooldrama Philedonius door Van den Enden, 1657 (zie ook p.81). Catalogus Tentoonsteling 1932, U.B., Amsterdam, p. 136 (uit nr. 678). |
p. 145. | Fragment uit een affiche, 20-9-1740, Hamburg, facsimilé bij Junkers.
De Hessen-Kasselse hofkomedianten, onder leiding van Anthony Spatzier, waren voor een deel afkomstig uit de troep van Jacob van Rijndorp. Het repertoire is bekend en wordt door Junkers uitvoerig beschreven. Zie ook Worp II p. 247, n. 2. |
p. 146. | Blazoen van de Oude Kamer ‘De Eglantier’ In Liefde Bloeyende. Kalff, p. 13. |
p. 148. | Fragment van een afbeelding in Bulwers Chironomia, 1644. Joseph, fig. 2, p. 40. (Vgl. de gebaren op afb. 25 van dit boek: O = beschermen, T = bijstaan, Y = bedreigen). |
p. 150. | Titelblad van het inwijdingsspel van de Lejonkulan, 1667. K.B. Stockholm. |
p. 154. | Barkentyn, zeylende bij de wind. G. Groenewegen, Verzameling van Hollandsche schepen, 1789, E.7. |
p. 157. | Moraliserende volksprent uit Tj. W.R. de Haan, Volkskunst der lage landen dl. 2, p. 150, afb. 102. Coll. auteur. |
| |
3. Lijst van afbeeldingen met toelichting afgedrukt op kunstdrukpagina's
(de pag.nrs. tussen () verwijzen naar de betreffende passages in dit boek)
1. | Rembrandt, vier mannen in gesprek, waarschijnlijk toneelspelers, tekening, Rouen, Musée. Benesch 230/fig. 267 (p. 20, 33).
Omstreeks 1635/1638 heeft Rembrandt herhaaldelijk toneelspelers getekend, o.a. zoals Van de Waal aantoonde, Willem Ruyter in de rol van Gozewijn (noot 51). Waarschijnlijk is hier dezelfde komediant afgebeeld, in gezelschap van zijn confraters, de oudste generatie van beroepsspelers. In afb. 11 kan men vermoedelijk dezelfde speler als de Farao herkennen. |
2. | Adriaan van de Venne, Interieur van een Haagse kermisbarak, 1635 (p. 20). Prent in Tafereel van de belacchende werelt etc. op de Haegsche Kermis, 's Graven Hage 1635. U.B. Amsterdam.
De prent van Adriaan van de Venne (1589-1662) illustreert een beschrijving van het bezoek aan de Haagse kermis door het rechts-voor afgebeelde paar. De theatrale aktiviteiten zijn in werkelijkheid waarschijnlijk niet tegelijkertijd vertoond. Men ziet, op het plankier vooraan, dat blijkbaar ook voor toeschouwers dient, een goochelaar aan een tafel, een assistent daaronder; gedresseerde apen; een violist, evenals de clown (Pekelharing?) in de paal, gekleed in een (16de-eeuws) theaterkostuum; een équilibriste; twee koorddansende jongens; publiek op het toneel en in het ‘ruim’; op het toneel voor een troonhemel komedianten in actie; een orkest: viool, luit, dwarsfluit, cello. Achter het gordijn staan bomen voor buitenscènes gereed, ladders om een raamscène te kunnen aangeven en een vlonder voor verschijningen rechtsboven; een gordijn kan deze verbergen en onthullen (Zie R. Southern, A 17th. century indoor stage, Theatre Notebook IX 1 okt. dec. 1954). |
3. | S. Savry, De Amsterdamse schouwburg naar het toneel gezien. Gravure, 1658. |
4. | S. Savry, De Amsterdamse schouwburg naar de zaal gezien. Gravure, 1658. (p. 28/29) noot 43. |
5. | Frans Hals, Monsieur Peeckelhaering. Schilderij, 1628/30. Hessisches Landesmuseum, Kassel (p. 20).
Voor de beschrijving zie Catalogus Frans Halstentoonstelling Haarlem 1962, p. 45/47. |
6. | Portret van de toneelspeler Jan Pietersz. Meerhuysen (1618-1668). Gravure B. Graat, 1655. (p. 36, 79). Bibliografie van zijn werk bij Kossmann II p. 92. |
7. | Rembrandt, Dame en heer in galante conversatie. Tekening, Paris, Ecole des Beaux Arts. Benesch 299v/fig. 365. (p. 42).
|
| |
| |
|
Benesch brengt de tekening (omstreeks 1635/1636) in verband met andere afbeeldingen uit dezelfde periode die toneelspelers voorstellen. De schets kan geïnspireerd zijn op een van de vele Spaanse comedias. |
8. | Titelprent bij Vervolgde Laura, naar Rotrou's bewerking van Lope de Vega's Laura perseguida. Eerste druk 1645. Vertaald door Adam Karelsz. van Germez. U.B. Amsterdam (p. 40).
De prent toont overeenkomst met het toneel in de Amsterdamse schouwburg, zonder het middenportaal. Waarschijnlijk is de ‘stomme vertoning’ aan het eind van het stuk afgebeeld (Hummelen, afb. XIV, daar toegelicht op p. 28). |
9. | Rolverdeling van Gebroeders, in Vondels handschrift. Koninklijke Bibliotheek Den Haag. Naar een facsimilé in De Werken van Vondel, uitgave van Jacob van Lennep 1857, p. 643. U.B. Amsterdam (p. 45).
In het origineel staan tussen rol en speler lijnen geschetst die tot verkeerde conclusies hebben geleid, zowel bij Van Lennep als bij Sterck. De rolverdeling moet als volgt gelezen worden: Abjathar: Van Ilt; Rey: Triael; David: Lemmers; Levyten: Adam Carels; Gabaonners: De Keyser, Benajas: Triael, Rispe: Verbiest, Michol: De Ville; Gebroeders: Meerhuysen; Mephiboseth: Vos; Joab: Jan Babtist. Sterck toont aan dat het handschrift van Vondel is: Oud en nieuw etc. p. 14 e.v. |
10. | Toestel in de Gebroeders, lijst van requisieten in Vondels handschrift. Koninklijke Bibliotheek Den Haag. Naar een facsimilé in De Werken van Vondel, uitgave van Jacob van Lennep 1857. U.B. Amsterdam (p. 45).
Met ‘'t soldertje op de troon’ kan het middenportaal bedoeld zijn. De verbondskist werd op het balcon in een grote nis geplaatst; de ark is in andere notities precies beschreven evenals de kostuums. |
11. | Rembrandt (?), vertoning uit Sofompaneas, of Jozef aan het hof, naar Hugo de Groot, door Vondel. Tekening, coll. New Jersey, E.R. Johnson. Benesch 74/fig. 87 (p. 43).
De tekening is waarschijnlijk slechts gedeeltelijk van Rembrandt. Als men de figuren rechts, mogelijk later toegevoegd terwille van de compositie, wegdenkt, zou de schets een vertoning op het Amsterdamse toneel voor kunnen stellen, gezien vanuit een loge of de linkertoneeldeur. Op de achtergrond is de rechterzijgalerij te zien en enkele toeschouwers op het balcon zoals ook Van Baden (afb. 15). Vermoedelijk is een tableau vivant weergegeven uit Sofompaneas (zie: Een tekening van het Amsterdamse toneel in 1638, in De Kroniek van het Rembrandthuis 1972, 4, p. 111/125). |
12. | Rotgans, Boerenkermis (1708) met een scène uit Jan Vos' Aran en Titus. Uitgave van L. Strengholt, Gorinchem 1968 (p. 49).
Nog lang na de eerste opvoering in de Amsterdamse schouwburg tijdens de kermis van 1641 is Jan Vos' treurspel populair gebleven. Rotgans geeft een vermakelijke beschrijving van een opvoering door dorps-rederijkers. |
13. | Titelprent bij Geeraard Brandt, De Veinzende Torquatus. 5de druk, 1664. Kalff p. 77 (p. 41, 51).
Afgebeeld is het moment (V. laatste toneel), dat Torquatus binnenkomt als wreker. Hij treft Noron en diens vroegere maîtresse met wie de koning net getrouwd is, stervende aan. Torquatus en zijn helpers kunnen dus hun zwaarden weer opsteken. De personages stellen allen Romeinen voor, maar de filosoferende prins draagt een baret. |
14. | Pieter Quast, Vertoning uit een Lucretia-spel in de Amsterdamse schouwburg. Schilderij 1643. Toneelmuseum Amsterdam (bruikleen Mauritshuis) (p. 50).
Het verhaal van de schending van Lucretia is afkomstig van Livius. Lucretia wordt door Tarquinius Sextus, zoon van Tarquinius Superbus, de koning van Rome, verkracht, en doorsteekt zich. Junius Brutus ontketent een volksopstand en speelt daarin listig de rol van zot. De revolte leidt tot de verdrijving van de tirannenfamilie. De tableaux vivants van P.C. Hooft (1609) tonen momenten uit deze geschiedenis, welke door toelichtende teksten in verband gebracht worden met de politieke situatie. Ver- |
| |
| |
| toning nr. II stelt Tarquinius voor, die het volk vertrapt, terwijl Brutus onderwerping simuleert. Bij Quast kijkt een vorst (Tarquinius Superbus?) van het balcon af, naar een vertoning waar de onderdrukker is voorgesteld als Spanjaard met een narrenkap. Een ander schilderij van Quast, in het Toneelmuseum, laat een toeschouwersgroep zien, in een soort loge op het toneel gezeten; het middenportaal ontbreekt daar (voor afbeelding en toelichtingen bij Hoofts vertoningen zie Poelhekke, p. 29 en 144). |
15. | H.J. van Baden, de Amsterdamse schouwburg met een scène uit de klucht De bedrogen spekdieven van Is. de Groot, 1653. Schilderij. John and Mabel Ringling Museum of art, Sarasota, Florida (p. 50).
De schilder heeft zich op het toneel geconcentreerd en niet veel publiek in de zaal weergegeven. Dit is geen bewijs dat er ooit zo weinig toeschouwers waren. Ook de voorgrond komt niet overeen met de werkelijkheid. Er lijken zich toeschouwers te bevinden op het balcon, boven het toneel (vgl. afb. 11). De verschillen tussen dit schilderij en de prent van Savry hebben aanleiding gegeven tot uiteenlopende veronderstellingen (Hunningher, Hummelen). |
16. | Romeyn de Hooghe, Jaarmarkt buiten Arnhem, eind 17de eeuw. Fragment van een gravure. Foto Gemeentebibliotheek Rotterdam (p. 57).
Rechts van de boom is een theatertent te zien, zoals waarschijnlijk Van Fornenbergh en Nooseman er een bezaten. |
17. | Scène uit Corneilles Cid, opgevoerd door een Wanderbühne. Titelprent, 1655 (p. 57).
Het duel komt in het stuk niet op het toneel, maar is (in Amsterdam nog in de 18de eeuw) als ‘vertoning’ te zien geweest (zie de bibliografie onder Van Thil). Daarop lijkt ook de Cupidofiguur te wijzen. Corneilles tragikomedie is door Nederlandse reizende komedianten gespeeld. Vermoedelijk bezaten zij een soortgelijk theater. |
18. | Titelprent bij J. Serwouters' Den Grooten Tamerlan, 1661. U.B. Amsterdam (p. 77).
De Perzische koning Tamerlan gebruikt de overwonnen keizer Bajazet die hij in een kooi met zich meevoert, als voetebank. De Griekse prinses Aurelia ziet medelijdend toe, de bode Tarif wijst op het wankelbare van het geluk. Als Van Germez werd afgebeeld in die rol, is rechts Adriana Nooseman te zien. Nooseman speelde Tamerlan, De Boer Bajazet. |
19. | Prent van Adriaan van de Venne met een scène uit Jacob Cats' Aspasia. Amsterdam 1655, U.B. Amsterdam (p. 77, 106).
De afbeelding, uit Cats' Trouringh, waar het verhaal vóórkomt dat Cats zelf dramatiseerde, toont Cyrus vrijende met opzichtig elegante hofdames terwijl hij voor het eerst de ingetogen herderin Aspasia opmerkt. |
20. | Het slot Gottorp en de stad Sleeswijk. Schleswig-Holstein, Landesmus. (p. 64, 100, 115). Toen de Nederlandse komedianten er optraden, waren stad en kasteel groter, maar binnen de muren van het slot is in de rechterhoek nog net de topgevel zichtbaar van de manege die als theater voor hen werd ingericht. In het slot is nu het Sleeswijk-Holsteinse Landesmuseum gevestigd. Er zijn nog verschillende zalen te zien waar de Hollandse acteurs gespeeld kunnen hebben. Vriendelijke informatie van Dr. Paul Zubek, wetenschappelijk assistent, Slot Gottorp. |
21. | Feest te Kopenhagen, oktober 1660. Gravure Københavns Bymuseum (stedelijk museum). Foto Ole Woldbye - Kunstindustrimuseet. (p. 102).
Na de verdrijving van de Zweden, met behulp van de Nederlandse vloot, werd de invloed van de adel teruggedrongen en door de populaire Frederik III de erfelijke monarchie ingevoerd. Op de afbeelding zijn de nog bestaande Holmenskerk en de beurs van Hans Steenwinckel (voltooid 1640) te zien, en geheel rechts het paleis. Het hoge gebouw in het midden is de koninklijke kaatsbaan waar de Nederlandse komedianten voorstellingen gaven. Een onderaardse gang verbond het paleis met het feestgebouw (vriendelijke informatie van Eva Steinaa). De komedianten speelden ook in het Raadhuis en in een grote ruimte onder het marine-arsenaal. |
| |
| |
22. | Hedwig Eleonora, Koningin, later koningin-regentes van Zweden. Gravure. Foto Koninklijke Bibliotheek Kopenhagen (p. 100, 102). |
23. | Koninklijk paleis te Stockholm omstreeks 1670. Schilderij in de Universiteit van Uppsala. Uit: Schück & Warburg. Foto U.B. Amsterdam (p. 104).
Rechts vóór is de ingang naar de voormalige Leeuwenkuil, in de droge slotgracht tegen de kasteelmuur aan gebouwd. De Hollandse Comedie was de eerste openbaar toegankelijke schouwburg in Stockholm. Zie de plattegrond op p. 107. |
24. | Aanplakbiljet van een voorstelling door Hollandse komedianten in Hamburg, 1676. Herzog August Bibliothek, Wolfenbüttel (p. 119).
Het huis Eenbeeck (Eimbeck) was een dépendance van het Hamburgse stadhuis. Hier vergaderden raad en burgerij. Men kwam er bijeen voor veilingen, stadsloterijen en feestelijkheden. Onder het gebouw bevond zich de Ratsweinkeller (vriendelijke informatie van het Staatsarchiv Hamburg). |
25. | J. Baptist naar Michiel van Musscher, Titelprent bij De wanhebbelijke liefde in de uitgave van 1704 door N.V.A. Naar Quinault, Les amants brouillés ou la mère coquette. U.B. Amsterdam (p. 127).
De zes personages staan in een gebogen rij, symmetrisch opgesteld zoals gebruikelijk op het baroktoneel: een bezadigde Adriaan, de boze verliefde weduwe, de minnaar, een kalmerende Agniet, de vader in machteloze woede, het afwachtende jonge meisje. Ook de handgebaren zijn symmetrisch: Adriaan en Agniet rustig betogend; de jongelui tonen met open handpalmen hun verliefdheid; de weduwe en de weduwnaar ballen dreigend de rechtervuist. Als de familie Van Fornenbergh-Nooseman is afgebeeld kan links het echtpaar Van Fornenbergh-Heusen op het prentje vóórkomen, rechts Nooseman en zijn jonge vrouw; Gillis als verliefde oude heer ouderwets, niettemin te jeugdig gekleed. Zie ook afb. p. 148 en de toelichting. |
26. | Daniel Marot, Haagse kermis op het Buitenhof 1686. Fragment van een gravure. Foto Gemeentebibliotheek Rotterdam (p. 124).
De hofkunstenaar Marot heeft veel aandacht besteed aan de militaire parade. Geheel rechts, achter de boom, is nog net de poort te zien met het nummer 10 dat verwijst naar het bijschrift: ‘De Franse Opera en Comedie’. |
27. | W. Writs, De Koninklijke Troon met het decor de Hofzaal van Gerard De Lairesse. Gravure door N. van Frankendaal, 1774, naar een tekening uit 1770 (p. 123).
De vermaarde Hofzaal van Gerard De Lairesse (Luik 1640 - Amsterdam 1711), een van de voormannen van Nil Volentibus Arduum, voltooid in 1681, komt op vele 18de-eeuwse prenten voor, o.a. in 1772 met een scène uit Magnons Orondaat en Statira. Het decor is in de brand van 1772 verloren gegaan. De afb. 2, 28 en deze tonen de ontwikkeling van de wijze waarop troonzalen werden voorgesteld, resp.: aanduidend, binnen een gebouwde ruimte, tenslotte als illusionistisch geschilderde architectuur, kenmerkend voor het baroktheater. |
28. | Een van de acht vertoningen uit De Tragedie van den bloedigen Haag, door N..V.M z.j. Treurspel. t'Hantwerpen, by Claes Voorvechter naar het exemplaar in de U.B. Amsterdam (p. 117).
De afbeeldingen van ‘vertoningen’ met bijschriften maken het waarschijnlijk, dat deze met levende personages op het toneel werden voorgesteld op soortgelijke wijze als in Bontius' Beleg en ontzet van Leiden. Het versje dat bij de IIe vertooningh hoort, vangt aan met deze regels:
‘Men dwinght den Meester hier voor sijnen Knecht te bucken;
Maer hope dat dees daet, naar wensch niet sal gelucken’. |
|
|