Het voorstel van 1668
Aan de Ede Grootachtbare Heeren de Heeren Burgemeesteren ende
Regeerders der Stadt Amsterdam.
Vertoont met behoorlijcke reverentiee Ian Babtist van Fornberg, hoe dat hij supplt (naer sijn wederkomste uijt Sweeden en Denemarcken) in den Haag speelende, menigmaal, door verscheijde Heeren ende Liefhebbers is vermaant, om op den Schouburg alhier te komen speelen. dit den Supplt overwogen hebbende, keert hem derhalven tot UEDde grootachtb. versoeckende in alle onderdanigheijt, dat UEDde groot achtbaerheden hem Supplt deselve Schouburg op seeckere voorwaerden en conditien (waer van de voornaemste poincten desen annex) gelieven op te dragen, opdat soo treffelijcken Schouburg, van soodanige vermaarde Stad, als dese, (sijnde een kleijne wereld) ook voor deze voornaamste hoedanigheden als namentlijck goede voorsorgen en directie, kostelijcke kleederen, en vooral, uijtsteekende personagien te meerder luijster en profijt bekome. twelck doende etc.
In margine stont
Bij desen gestelt in handen van de Regenten vant Wees- ende oudemannen-huys,
om d'Heeren Burgermeesteren te dienen van advijs en bericht.
Actum den 9en Februarij 1668 was onderteeckent Gillis Valckenier.
Lager stond in margine:
Burgermeesteren alvooren hier op hebbende gehadt het bericht, en advies van de Regenten der oude mannen ende Weeshuijs, verklaren dat in het versoeck bij den neffens staende requestte gedaen niet kan worden getreden.
Actum den 14 Februarij 1668. Was onderteekent G. Valckenier.
(Present waren de HH. burgemeesters: L. Reinst, L. de Vlaming van Outshoorn, C. van Vlooswijck, G. Valckenier).
(Enkele citaten uit de ‘Artikulen uit het Request van Jan Baptist getrokken en beantwoordt’:)
Dat het niet waarschijnlijk is, dat hij alleen beeter voorzorgen en directien zal hebben konnen, als de teeghenwoordighe Regenten van de Schouwburgh met haar zessen.
1. Dat de teeghenwoordighe Regenten niet alleen zo kostelijke, maar zelfs kostelijker kleederen konnen doen maaken als hij heeft: doch dat zij dat laatste, om weinigher onkosten te doen, ende Godtshuizen meerder profijt antebrengen.
Dat hij deeze uitsteekende personagien uit de teeghenwoordighe Tooneelspeelders van de Schouwburg zoude moeten haalen: alzo hij noch niemandt van de zijne de beste van deeze overtreffen.
Boven dit alles staat noch te considereeren, (o.a-)
2. dat de Tooneelspeelers van de Schouwburgh beeter speelen als hij met zijne.
4. Dat Jan Baptist volghens zijne ghewoonte in't afroepen van de spellen, als ook in zijne Biljetten extravagante opsnijerijen ghebruikt, waar op toch altijt minder, als het ordinaris volgt; alsmeede, dat hij veeltijdts, door de Spellen verkeerde naamen te gheeven, de Liefhebber abuseert.
5. Dat hij meester van de Schouwburgh zijnde, in zijn maght heeft om de eene of de andere tijdt dezelver t' eene maal te ruineeren, door dezelve te abandonneeren, en verlaaten: alzo de teeghenwoordighe Tooneelspeelers verstrooit zijnde, naderhandt niet weeder bij elkanderen te krijghen zouden zijn.
Uit: Archief Burgerweeshuis, nr. 72. Gemeente Archief Amsterdam.