er twintig ossen tegelijk uit drinken konden en zijn benen dik als molenzuilen. In alle kerken brak hij de beelden en zette er zijn Mahomet voor in de plaats.
Deze Polifemus had het hele land al veroverd, behalve de stad Tirannos. Die lag op een hoge berg. De bewoners zonden naar Echites en hun bode was blij toen hij hem te Arepont al aantrof. Hij verzocht hen voorttemaken want twintig mijl in de ronte was 't land al bezet, Viberbium was verbrand, evenals Avigant, en nu liep Tirannos gevaar.
Dat kon een lange oorlog worden en Echites meende dat hij de andere heren niet zo lang mocht ophouden. Maar Demophon sprak dat tegen. Hij herinnerde aan de bepalingen van 't verdrag en verklaarde dat hij de hele oorlog zou meemaken. In de nood kent men zijn vrienden, zei Heinric.
Zo reden ze dan naar Tirannos, een rit van twee weken. De laatste nacht bleven ze in 't plaatsje Libet, tien mijl van de stad. De vijand was er daags tevoren geweest, maar weer afgetrokken. Nu besloten ze dat de volgende dag Echites zich in de stad zou werpen, terwijl Heinric en Demophon het leger van de Heidenen van achter zouden aanvallen.
De inwoners van de stad werden gewaarschuwd. Demophon zond op eigen gelegenheid een spion naar het kamp van de vijanden. Dit had hem bijna kwaad gedaan, want een man die het zag verdacht