Zwervers verzen(1904)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] IV. De Moeder. Wees jij maar stil mijn wurmpie - slaap! Naar paatje kunnen we wel fluiten: - Je moe was een godsnakend schaap Om niet te denken aan de duiten! - Paatje is zeker naar de hemel - Nou gaat je moeder naar de hel! Doe jij je groote oogies toe! - Je moeder kan je toch niet zoogen Van water en van arremoe Wanneer ze begint op te drogen! - Droom jij maar lekker van de hemel - Je moeder droomt al van de hel! Als paatje nog maar centen gaf! - Nou heb ik niks om af te strijken - Nou moete' we er morgen samen af - Dan komen al de buren kijken! - Dan trappen ze ons in de hemel - Dan trappen ze ons naar de hel! [pagina 64] [p. 64] Geven ze dan geen rooie duit Voor jouw gezichie meer, en vloeken Ze overal je moeder uit - Dan gaan we een ander paatje zoeken! - Dan zoeke' we een paatje in de hemel - Of anders eentje uit de hel! We zijn zoo gauw niet naar de maan: - Dan kijkt moe nog zoo es op de straten - En krijgt ze 's avonds op de baan Een nette kerel in de gaten - Dan haalt ze hem zachies in de hemel - Dan gaat ze zachies naar de hel! En doen ze wat je paatje dee - En laten ze me staan - en gaat er Geen rat meer met je moeder mee - - Dan ga jij mee met moe in 't water! Dan gaan we samen naar de hemel! Dan gaan we samen naar de hel! Vorige Volgende