Zwervers verzen(1904)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] XXVI. Het Oogenblik. Wat is het stil En goed en zacht - De zon die wil In mijn gedacht. De zon die strooit Mijn oogen vol, Mijn hart dat dooit Mijn hart is hol. Ik weet niet meer Of 't lente is, Of dat het weer Het najaar is. 'k Weet niemendal - Of 'k jongen ben, Of dat ik al Een oude ben. Ik kijk maar in Dat mooie licht, En stil bemin 'k Dat zacht gezicht. [pagina 44] [p. 44] Ik luister met De stilte mee Naar 'n stom gebed, En ben tevree. Daar ginder staat Een witte stip - Daarhenen gaat Mijn stille schip. Mijn hart gaat op, Een hooge mast - Het zeil zit op De stilte vast. Mijn hart wordt wit - Mijn hart staat stil - Ik zie 't - en zit Zoo zonder wil - Zonder geluid - Zonder een - ik - Ik kan niet uit Dit oogenblik! Mijn hart dat zucht! O wacht! o wacht! - - Hoor hoe de lucht En 't leven lacht! Vorige Volgende