Zwervers verzen(1904)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XVII. Broeder zijt gij het -? De avond stortte aan de aarde, Zoo doodmoede als een bloedend gedierte, En zijn woelige dampen klommen Tot de bedroefde gewelven des hemels, - Aan de heendoemende akker Wroette een zwarte gestalte - Broeder zijt gij het -? Uit de fonklende vore Groeide een donkre gedaante, en hij raakte Tot aan de zilveren toppen des hemels, En hij zwaaide zijn stralende spade - En de sterren spatten op aarde - Broeder zijt gij het -? Over de scheemrende wereld Zeeg een zwijgende mensch naar beneden, En hij leek kleiner dan een klont uit de vore, En hij was kleiner dan de duistere Kruimels der aarde - Broeder zijt gij het -? [pagina 31] [p. 31] Uit de stervende velden Kwam een man door de walmende landen, En hij zakte in den nacht met talmende stappen, Als een wrak op de angstige vlakte Van de golvende aarde - Broeder zijt gij het -? En een stem stoorde de heuvlen - En een stem zwierf over alle akkoorden Van al de hooge heemlen En van de doodstille aarde, Als een zoekende vogel: - Broeder zijt gij het -? Vorige Volgende