Uit stilte en strijd(1909)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] XXVIII. De hemelspiegel. Als twee lichten dwalen Wij den hemel door, Als de sterrestralen Die in 't duister dalen Wischt de nacht ons spoor. Onze banen vonden Beider glanzend bed, Sinds die lichte stonde Schrijven zij heur ronde Naar gelijke wet. Verre stemmen geven Ons eenzelfden naam, Doch wij beiden bleven Naast elkander zweven, Vielen nimmer saam. Zilvren regen ruischt er Onze baan voorbij - Dan weer dooft die luister En wij ijle' in 't duister, Slechts elkaar nabij. [pagina 56] [p. 56] Soms zien wij de vore Van een stralend pad - Blinder dan te voren Laat ons die verloren Onbekende schat. Door de stille sferen Gaat een weg van licht, Aller staag begeeren Is daartoe te keeren - Geen is goed gericht. Tusschen tegenheden Weifelt onze vlucht, Want de lichte steden Fonkelen beneden Als de sterrenlucht. Alle levensbanen Zien in haar heur beeld: - Spiegel aller wanen, Die met stomme tranen Als met sterren speelt. Mensche' en steden sterven, Nijgen eens ten val - Mensche' en sterren zwerven Als verdwaalde scherven Door het diep heelal. - - - - - - - - - [pagina 57] [p. 57] Zie hoe dicht bepereld Heel de hemel wacht, - Om ons rust de wereld En ons harte dwerelt In den sterrennacht. Vorige Volgende