Uit stilte en strijd(1909)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XIII. De echo van het jaar der armen. Wat bracht het oude jaar in deze bittre tijden, Wat brachten de uren ons, die thans in 't duister glijden? - lijden! Wat neemt het van ons mee naar zijne bleeke kimmen, Wat laat het ons aan hoop en schoone hersenschimmen? - schimmen! Wat bracht dat donker jaar dan hongerige dagen, Wat leerde 't harde lot dan hulpeloos verdragen? - dragen! Oud jaar, gij kondt ons niet van 't slavenjuk bevrijden - Wat kunnen wij, die leve' om met den dood te strijden? - strijden! Waarmee, waarmee strijdt hij, die 't brood eet der genade, Die zwijgend dankt en knielt bij hùnne euveldaden? - daden! [pagina 33] [p. 33] Wat werden zij dan die een vlammend beeld nasnelden, Tot ze eindlijk dood en zwart in 't vuur vooroverhelden? - helden! Ach, dat met de uren ook ons kloppend hart voleindig'! De strijd van mensch met mensch - is hij dan niet oneindig? - eindig! Wij zinken als de sneeuw, als name- en nutteloozen - Wat bloeit nog op deez' aard, waar 't alles ligt bevrozen? - rozen! O wat voor kracht zal ooit tot zulke lente stijgen! Oud jaar, nu strijdensmoe wij luistren naar uw hijgen? - uw eigen! Welaan broeders ten strijd! - wij steune' en sterke' elkandren - Ach, wie zien eens de tijde' in lichter tijd verandren? - andren! Welaan broeders vooruit! - ons wachten sterke wallen - Helaas, wie zullen vóór de zege zijn gevallen? - allen! Broeders het jaar is dood - de tijd wischt onze namen - Maar jaar en dag en tijd bouwen wij toch tezamen! - amen! Vorige Volgende