Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] LXI. Mei-verbeelding. De Lente, die jonge lichtzinnige meid, Heeft de eerst-open knoppen gevonden, - Dat heeft ze direct aan den hemel gezeid, Die direct om muziek heeft gezonden: - Daar stapt in haar gele japon En voortreflijk gedecolleteerd - Zij die meer zoo'n marsch componeert: De orkestmeesteresse - de zon! Zij opent haar nieuw exemplaar, En roept het orkest bij mekaar! Het koper voorop, in een halleve maan, Met bazuin en trompet en trombone, Dan het andere tuig - en heel achteraan Het orgel, met de pijpe' in colonne; - - Een oogenblik is alles stom: - Mevrouw schudt haar kanten lapellen, Maar voor ze tot drie gaat tellen Kijkt zij nog eens achterom - Daar ziet ze nog juist het gevaar: - Goddorie de aarde is niet klaar! [pagina 87] [p. 87] Het orgel aan 't blaze' of het water inkrijgt, De trompet geeft een schreeuw - een fatale, De rest wordt ineens bleek - lacht witjes - en zwijgt, Als verzonken ze al in de finale - Op zijn eentje klaagt een klarinet; - Maar de zon, die 't stuk had vervaardigd, Verscheurt het ding diep verontwaardigd, En verdwijnt in haar kabinet; - - En beneê ziet de Lente zoo naar: - De schuld lag voornaamlijk aan haar. - - - - - - - - - - - - - - Kameraads! of 't jaren en dagen nog duurt - Maakt de aarde te voren in orde: - Ziet! als overal alles schoon is geschuurd, Je kindskinderen groot zijn geworden - Als dan weer de Lente den hemel indraaft En de schaatrende Mei wordt geboren En het daverend lied van den toren Je oud hoofd onder bloemen begraaft - - Dàn dàn is het oogenblik eindelijk daar: - Maats! maakt gij de aarde vast klaar! Vorige Volgende