Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] XLI. Kerkhof. Om 't grauwrood dak en de' ouden torentronk Der kerk vlotte de vroege nacht, - veraf Ging 'n boerenpaard, waarvan de holle draf Dof tegen 't bleek-geworden muurtje klonk; De steenen bisschop boog zijn krommen staf Zeegnend, - bij 'n scheef-gezakten Christus wonk Nu en dan een schemerend blad, dat zonk - En zachtjes vluchtte naar 'n vervallen graf. Zoo daalt nog soms een losgerafeld blad Bij wat ik lang diep in mijn hart begroef, Waarnaar 'k mij zelven nooit meer, nooit meer vraag; Ver dooft in 't donker nog een paardenhoef, De scheemring zinkt op 't ritselende pad, - Achter mij valt de nacht om 'n doodenhaag. Vorige Volgende