Eerste oogst(1912)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] XXII. Regen. Toen kwamen dagen van eindloozen regen, Van heel diep treurende muziek, die speelde Van den hemel en de dake' en verveelde Mijn groot warm hart, in het zonlicht gedegen. En geen die niet in 't moedelooze deelde En gedwee mee-weende, en zich niet verlegen Over zichzelf boog, want wie had gekregen Zooveel blij's, dat binnen een vogel kweelde? Ook ik boog neer en kon niet vroolijk zijn, Maar toch droeg ik de vlam van heerlijk weten Met me en stroomde door 't bloed een versche wijn. En 'k dacht aan hen in wier vaneengereten Ziel hun weene' een eendre muziek deed zijn, - En ik was stil - ik was mijzelf vergeten! Vorige Volgende