Eenzame liedjes(1906)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XXIX. Kindergedachten. Het regent - o wat regent het! Ik hoor het uit mijn warme bed, Ik hoor de regen zingen, - Het regent, regent dat het giet - Dat niemand daar nou iets van ziet Van al die donkre dingen! Het ruischt en regent en het spat - Nou worden alle boomen nat En plast het in de slooten, - Het regent óver- óveral -! O he! - daar loopt het zeker al In straaltjes uit de goten! Wat is dat gek en leuk geluid! Wat is het lekker om dat uit Je donker bed te hooren: - 't Is of de regen samen praat, Of dat een kerel buiten staat Te fluistren aan je ooren. [pagina 45] [p. 45] Nou druipt het in dat open gras - Nou zal er wel een groote plas Op alle wegen komen, - Nou loopen nergens menschen meer - Verheel je eens in zoo een weer -! Daar wou ik wel van droomen. En vroeg, morge' in de zonneschijn, Als dan de blaadjes zilver zijn, Met druppeltjes bepereld - Dan doe ik toch mijn eigen zin: - Dan loop ik héél - en héél ver in De schoongeworden wereld! Vorige Volgende