Eenzame liedjes(1906)–C.S. Adama van Scheltema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXII. Dat bloemetje. Daar bloeide es eenmaal Een bloempie op de hei - Het was nog geen lente, Het was nog geen Mei. In 't heel vroege voorjaar Heb ik het zien staan - Toen ben 'k nog zoo zachtjes Daar langsheen gegaan. Maar een mooie morgen Toen was ik zoo blij - Toen mocht ik dat bloempie Gaan plukken voor mij. Lang heb ik geloopen, En toen ik het vond - Toen lag het verschrompeld En dood op de grond. - De lente is gekomen, De Mei is gegaan - Ik heb nooit meer nergens Dat bloempie zien staan. [pagina 33] [p. 33] De zomer die bloeide, De zomer ging heen - Van dat mooie bloempie Was-t-er geen één. De hei is gaan bloeien, Mijn hart deed zoo zeer - Maar dat één' mooie bloempie Dat vond ik niet meer. De herfst die maakte Al de bladeren goud - Mijn hoofd en mijn handen En mijn hart zijn zoo oud. De sneeuw is gevallen, De hei die wordt wit - Daaronder - daaronder Dat bloemetje zit! - Als 'k dood ben dan groeit er Zoo'n bloempie uit mij - - Mijn lief is begraven, Ik lig er gauw bij! Vorige Volgende