De stijlleer of stilistiek, die in dit boek is behandeld, let op klank, ritme, beeldspraak, op alles wat in een brok taal mooi is en expressief.
Wie de hoofdstukjes van dit boek met zorg heeft doorgewerkt, en als gevolg van deze arbeid langzaam in zich heeft gekweekt de gewoonte om te letten op de verschijnselen in de taal der schrijvers als hij leest, en ook in zijn eigen taal als hij schrijft, die moet zijn stijl verbeterd hebben.
Lettend op de vormen waarin de hogere menselijkheid der auteurs tot hem kwam, is hij ook in aanraking gekomen met die hogere menselijkheid zelf, hetgeen weer ten goede is gekomen aan zijn innerlijke stijlvorming, zonder welke techniek weinig betekent.
Het spreekt vanzelf: dat innerlijke is de hoofdzaak, en de vormen zijn bijzaak. Maar techniek is toch wel iéts. Op het conservatorium krijgt men les in het componeren, en op de academie in het schilderen. Zo is er van het schrijven ook wel iets te leren en kan men op dit gebied door oefening en volharding iets bereiken.
Tot zekere grens is het waar: ‘Goed schrijven, dat kun je of dat kun je niet’. Als ‘stijl’ is: een schone en persoonlijke uitdrukkingswijze, dan hebben slechts enkele mensen, nl. de taalkunstenaars, stijl.
Zo echter is de kwestie te absoluut gesteld. De stijl kan meer of minder goed, meer of minder mooi, meer of minder persoonlijk zijn.
De ontwikkeling van ieder mens heeft haar onherroepelijke grenzen. Maar ontwikkeling is toch mogelijk: ontwikkeling van zijn persoonlijkheid, ontwikkeling van zijn techniek.
Je bent niet bijzonder origineel? wat je schrijft heeft weinig persoonlijk ritme? een nieuwe beeldspraak vind je zelden?
Het is dan niet anders. Maar met een foutieve zinsconstructie, een lelijk ritme, een belachelijke beeldspraak, behoef je toch geen genoegen te nemen.
En...tracht vooral niet origineel te schijnen. Niets is naarder dan dat iemand probeert te schrijven boven zijn stand. Gewilde mooischrijverij is belachelijk en weerzinwekkend.
Je moet je stijl verzorgen. Zeker: jouw stijl, en niet die van een ander. In je woorden moet je je geven, zoals je bent. Breng de geneemschap tussen jou en je lezers met eerlijke woorden, precieze woorden, rake woorden. Al wat die gemeenschap der geesten hindert, is: stijlfout. En geen groter hindernis dan dat de lezer je niet vertrouwt, omdat hij merkt dat je met je stijl draait, je aanstelt, komedie speelt.
De natuurlijkheid van schrijven mag nooit achter de techniek verloren gaan. Dat je op je woorden let en ze bestudeert, moet niemand merken; je inspanning moet verborgen blijven.
Aldus, in kunstvolle kunsteloosheid, zul je je meester maken van je lezers, die met gemak en genoegen opnemen, wat je ze te geven had.