het begrip ‘moeten’ in het begrip ‘verplicht zijn’ is opgesloten? Eerder zijn het synoniemen. Maar geheel gelijk zijn de woorden hier toch ook weer niet: moeten is hulpwerkwoord, verplicht zijn is zelfstandig werkwoord. Ook kunnen enkele van deze voorbeelden wel als contaminaties verklaard worden. Hoe dit zij: foutief zijn ze alle.
Op de grens tussen pleonasme en tautologie staan ook uitdrukkingen als: zijn gang gaan, een heerlijke droom dromen, een dans dansen, en als: in de verre verte, dat is krankzinnige waanzin. Deze kunnen zeker niet als stijlfouten beschouwd worden.
Een pleonastische (bijvoeglijke) bepaling noemt men ook wel een epitheton ornans (meervoud: epitheta ornantia). Een epitheton is een karakteriserende bepaling, bijv. Keizer Karel. Door het woordje keizer wordt iemand die Karel heet gekenschetst, tot een bepaalde groep van (Karel hetende) personen teruggebracht. Het epitheton doet dus dienst als bepaling, beperking.
We beschouwden hier de groep ‘Keizer Karel’ op zichzelf, d.i. los van elk verband, waarin we die lezen en waarin die wordt gebruikt. Ze is ons echter steeds in een verband gegeven, en van dat verband hangt de betekenis af. Dan wordt er niet in het algemeen iemand mee bedoeld, die Karel heet en tegelijk keizer is, maar één speciale persoon. Wordt de strijd beschreven tussen Karel v en hertog Karel van Gelre, dan slaat ‘Keizer Karel’ op eerstgenoemde, en is het epitheton zeker niet pleonastisch.
Indien men echter van tevoren wel wist, over welke Karel wordt gesproken, weet men ook wel dat hij keizer is. In dit geval is het epitheton, logisch beschouwd, overbodig; het is ornans = versierend. Het wordt er dan bijgevoegd om een stijleffect te bereiken: men wil namelijk een bekende eigenschap van de persoon sterk naar voren brengen, er de aandacht op samen trekken.
Voor het volledig begrijpen van de groep ‘bepaling + substantief’ is het dus nodig om te weten, of de bepaling onderscheidend dan wel versierend is.
Voorbeeld: Als in een hete zomer de weiden in het duinlandschap verdord zijn, ziet men in de polders nog groene grasvelden (groen: onderscheidend).
Het groene zomerlandschap verveelt nooit, hoe dikwijls wij 't ook zien (groen: versierend).
Een bijvoeglijke bijzin kan ook in zijn geheel versierend wezen. Bijv.: Koning Karel peinsde (in het verhaal van Carel ende Elegast): ‘Ik placht immer, voor alle dingen, de dieven, wáár ik ze vond, te haten, die de lieden met listen en lagen hun goed stelen en roven’.
Wat de dieven doen, is bekend genoeg. Deze toevoeging was logisch overbodig. Koning Karel wilde niet een bepaald soort dieven ermee onderscheiden, maar hun schandelijk bedrijf aan de kaak stellen.
De term ‘epitheton ornans’ is niet gelukkig. Hij berust op een verkeerde