Stijlstudie en stijloefening
(1918)–J. Mathijs Acket– Auteursrecht onbekend
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X SynoniemenSynoniemen zijn woorden met ongeveer dezelfde betekenis of althans met een duidelijke verwantschap van betekenis. De studie daarvan leert ons, ons rekenschap te geven van overeenkomsten en verschillen tussen de woorden, hetgeen weer ten gevolge heeft dat we voortaan in méér gevallen het juiste woord zullen gebruiken. Een schooljongen schreef in zijn opstel over Het vrij kwartier: ‘Als we nog niet om uitscheien denken, klinkt plotseling de bel’. Hij tastte mis. Hij bedoelde: aan. Want: ‘ik zal erom denken’ = ‘ik zal doen, wat ik op mij heb genomen of wat mij gevraagd is of wat ik moet doen’. De conciërge moet erom denken, dat hij op de bepaalde tijd belt. Wel kan men zeggen: ‘Denk eraan, dat je om tien uur moet bellen’. Maar nu zit de verplichting, het moeten, in de tweede zin. Die schooljongens mochten doorspelen tot de bel klonk. Maar daarom kon wel een gedachte aan de tijd door hun hoofd gaan. Zij konden eraan denken, dat ze weldra zouden moeten ophouden. Bij het fijne denken werkt men met een scherp ontleedmes, zoals een plantkundige, die de opperhuid, het doorschijnende vliesje, van een boomblad afhaalt. Maar wat weet daarvan de ruwe houthakker, die zijn bijl zwaait. Bij het fijne schrijven werkt men met fijne penselen en heeft men een rijk palet met talrijke kleuren. Bij het grove schrijven hanteert men de grove kwast die men dompelt in de emmer, en men kloddert de verf op de schutting. De studie van synoniemen leert nuances onderscheiden, schakeringen, zachte vervloeiingen van de ene tint naar de andere. Een jongen schreef: ‘Laten we ons tevreden stellen met hetgeen we hebben’. Hij bedoelde in dat verband: ‘Laten we tevreden zijn met...’ Dat is niet hetzelfde. Als ik me tevreden stel, doe ik moeite om me zelf tot vrede te brengen, ik redeneer tot me zelf, ik tracht mijn verstand invloed te doen hebben op m'n gemoed. Het is dus een handeling; maar ‘tevreden zijn’ is een toestand. Nog een voorbeeld. Haat koesteren is niet hetzelfde als haat gevoelen. De moeder voedt en koestert haar kind; zij drukt het aan haar hart; zij wil het verwarmen, verzorgen, opdat het door niets wordt gedeerd. Wie zo zijn haat voedt, verzorgt, versterkt, er helemaal voor leeft, die koestert haat. De zucht naar zogenaamd ‘mooie’ woorden verleidt de mensen vaak tot foutief woordgebruik, tot een onjuiste keuze uit synoniemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo menigeen gebruikt uit stilistische pronkzucht het woord jeugdig, waar eenvoudig jong is bedoeld. Jeugdig heeft de bijbetekenis gekregen van fris, krachtig, ook wel van jong (van jaren) schijnend. Vgl.: met jeugdige overmoed, jeugdige volharding, een jeugdig uiterlijk’. Een jonge vrouw is niet hetzelfde als een jeugdige vrouw, en een jong kunstenaar is niet hetzelfde als een jeugdig kunstenaar.
Ongetwijfeld zijn er ook synoniemen, die in sommige, in vele of zelfs in (vrijwel) alle gevallen voor elkaar in de plaats kunnen staan. Als we veel van dergelijke synoniemen tot onze beschikking hebben, kan dat de klank van onze stijl ten goede komen; we hoeven dan niet gedurig hetzelfde woord te gebruikenGa naar voetnoot1. Het is prettig, het woord nooit eens te kunnen afwisselen met nimmer, gebeuren met geschieden, omdat met daar, maar met echter, en met ook. Vergelijk voorts: proberen en pogen of trachten; plezierig, prettig, aangenaam; kus, zoen; huis, woning; vriend, kameraad, makker; enz., enz. Bij sommige is er enig verschil in stijl, in gevoelswaarde: 't ene wat vertrouwelijker en 't andere wat deftig. Het is vaak onmogelijk, de dikwijls zo geringe verschillen tussen synoniemen met andere woorden te omschrijven. Het is voldoende dat we ons bewust zijn, in welke gevallen ze elkaar vervangen kunnen, in welke niet. Bedenk nu zelf eens een geval, waarin vriend wél, makker niet mogelijk is. Doe hetzelfde met betrekking tot proberen en trachten.
Bij voortgaande ontwikkeling komt vanzelf fijner onderscheiding der begrippen. Daardoor hebben een aantal woorden tegenwoordig verschil van betekenis, die vroeger door elkaar werden gebruikt. Zo maken wij meestal een duidelijk onderscheid tussen aanmerking en opmerking. Een aanmerking is een verwijt; een opmerking is een (in woorden geuite) gedachte, die in verband staat met enig onderwerp. Het bedoelde verschijnsel heet differentiëring. Vergelijk eens: een teer porseleinen kopje, en het tedere moederhart; Het spreekt vanzelf dat deze differentiëring een geleidelijk verschijnsel is; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er is dus een tijd van overgang, waarin sommigen wel, anderen niet naar de betekenis verschillend gebruiken, wat in hun taal als naar de klankvorm verschillend gegeven is. Het typische van de laatst besproken synoniemen is, dat ze niet slechts een duidelijke verwantschap in betekenis, maar ook in vorm vertonen. Hoewel het goed beschouwd twee verschillende woorden zijn, noemt men ze doubletten, d.i. dubbelvormen van een zelfde woord. Nog enige voorbeelden: ambt en ambacht; dienaar en diender; hoofs en heus; wagen en wagon; gewezen en geweest. Enkele (welke?) zijn voor het moderne taalgevoel eigenlijk geen doubletten meer. Met meer recht kan men van doubletten spreken, als differentiëring niet heeft plaatsgehad. Bijv. burg en burcht; horizon en horizont; vergif en vergift; verwelf en verwulf; gehemelte en verhemelte; elkaar en elkander; mee en mede. Bij sommige van deze doubletten is de ene vorm wat gebruikelijker dan de andere, waardoor enig stijlverschil bestaat.
Taalkundigen zijn dikwijls in de fout vervallen, dat ze de ontwikkeling van de taal wilden verhaasten, in plaats van geduldig af te wachten hoe het gebruik van de woorden zich regelt. Ze waren er vaak te gauw bij om te zeggen: dit woord betekent dit en dat woord betekent dat, terwijl er in het gebruik nog duidelijk weifeling was te bemerken. Zo heeft men gezegd dat een boek bladen had, maar een boom bladeren; toch zal men nog vaak genoeg ontmoeten: de bladen van een boom. Krijgsknechten moest men zeggen, maar timmermansknechts; toch hoort men zo dikwijls: de knechten van die timmerman. Hij jaagde op hazen, moest men zeggen, maar: dit joeg mij schrik aan; toch is: ‘hij joeg op hazen’, lang niet ongewoon. Men zegge niet te gauw: dit of dat is ‘fout’, en men bedenke vooral dat in verschillende kringen en in verschillende streken van ons land het gebruik van de woorden geheel anders kan wezen. En als men zelf een differentiëring wenselijk acht, dan kan men nog niet beweren dat het zo moet. Men heeft het gebruik waar te nemen. Dit houdt weer niet in, dat nu maar alles goed is, en dat onderscheiding, differentiëring, onze stijl niet ten goede komt. Wat het eerste betreft: als we ons verzetten tegen de bekende verwarring van liggen en leggen, doen we toch iets anders dan de taal een regel opdringen. Er is een duidelijk verschil tussen de begrippen liggen en leggen en onze taal kent daarvoor verschillende woorden. Het verschil in klank en betekenis tussen beide woorden bestaat geheel onafhankelijk van persoonlijke willekeur, persoonlijke neiging tot differentiëren. Het bestaat op dezelfde wijze als dat tussen zitten en zetten, vallen en vellen. Verwart men ze, zegt men: ‘Hij legt (lei) lekker in de zon’ en: ‘Hij lag het daar neer (heeft het daar neergelegen)’, dan is men dupe van hun overeenkomst in klank...niet veel anders dan de hospita die beweerde, dat ze een amethist (atheïst) op kamers had, dat de exercitie-auto (expeditie-auto) van Van Gend & Loos er aankwam, en dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ze gestruikeld was over het territoir (trottoir). Het enige verschil is, dat in de laatste gevallen elke overeenkomst in betekenis ontbreekt. Hetzelfde geldt voor kennen en kunnen. Zinnen als: ‘Kan jij die meneer?’ ‘Ken je vanavond komen?’, ‘Ja, dat kén’, zijn niet alleen onjuist, maar doen bovendien nog plat aan.
In tegenstelling hiermee geven we nog een voorbeeld van een persoonlijke differentiëring. Tussen verspreiden en verbreiden maakt de taal zelf reeds verschil. Vgl.: De vijanden werden verspreid; enkele verspreide hutten; de menigte verspreidde zich. - In al deze gevallen is een vorm van het werkwoord verbreiden niet mogelijk. Maar wat is nu het verschil tussen die twee woorden? Wat zich verbreidt, wordt breder, het bedekt een groter oppervlak, maar blijft een samenhangend geheel: het water verbreidde zich over de vlakte. (Verbreiden en verbreden kan men als doubletten beschouwen.) Maar wat men verspreidt, wordt verstrooid; het neemt eveneens meer ruimte in, maar we denken hierbij aan de losse onderdelen: de zaadkorrels over de akker verspreiden, de gieter verspreidt de waterdruppels, verspreidt het water (in druppels). Als we ons dit verschil hebben bewust gemaakt, zullen we die woorden ook in hun figuurlijk gebruik differentiëren. ‘Een nieuwtje verbreiden’ en ‘een nieuwtje verspreiden’ gebruikt men zonder onderscheid door elkaar. Met het aangegeven verschil voor ogen, zullen we bij het verbreide nieuws meer aan het nieuws denken dan aan de mensen die het vernomen hebben; bij het verspreide nieuws echter vooral aan de personen, hier een, daar een, ginds een, die het horen vertellen. Dit verschil zal niet gelden voor hem die niet in deze woorden doordringt, voor wie ze in het laatste geval geen beeldspraak meer zijn. Maar wie zich geoefend heeft in ‘woord-verklaring’, ziet veel meer schakering en reliëf in de taal dan de ongeoefende. Toch dringe men zijn eigen opvatting niet op aan anderen.
Reeds zo vaak was er sprake van ‘de betekenis van een woord’. Heeft deze uitdrukking wel zin? Hebben de meeste woorden niet vele betekenissen? Blijkt hun betekenis niet telkens pas uit het verband? Lijken ze niet veel op een kameleon, dat de kleur van zijn omgeving aanneemt? Vergelijk eens: een ruwe kerel; beste kerel, ik kan je niet helpen; zo'n arme kerel; een lief kereltje; een forse kerel; om zo'n zware taak aan te durven, moet je een kerel zijn, hoor. En ook: kijk eens naar de kachel; kijk eens naar buiten; ik zal kijken of ik kan komen; prentjes kijken; ik sta ervan te kijken; op z'n horloge kijken; je moet er (de dokter) eens naar laten kijken. Ondanks die verschillen hebben we hier niet met verschillende, slechts naar de klank-vorm gelijke woorden, dus niet met homoniemen kerel en kijken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te doen. Een en hetzelfde woord - d.i. een eenheid van klank én betekenis - kerel (kijken) wordt in al die gevallen (verschillend) gebruikt. Ook het kameleon, dat telkens van kleur verandert, blijft een en hetzelfde individu.
De synoniemen kunnen in verschillende opzichten van elkaar afwijken. Hier volgen enige soorten van betekenis-onderscheidingen, waarvan er sommige in verschillende gevallen samengaan. 1. Een omstandig verhaal bevat veel bijzonderheden; er zijn dus veel woorden voor nodig. Een omslachtig verhaal vermeldt eveneens veel bijzaken, met veel woorden; maar de kleine dingen komen te veel naar voren, ze vervelen omdat ze onze aandacht van de hoofdzaak afleiden. Er is dus verschil in gevoelswaarde; het ene is neutraal (gunstig), het andere is ongunstig. Dit is ook het geval met slim en sluw; vrijmoedig en brutaal; praten en kletsen; beroemd en berucht; (befaamd is ook ‘veelbesproken’; het kan zowel gunstig als ongunstig zijn; het is minder sterk dan de beide andere; vergelijk ook vermaard); standvastig en koppig. 2. Talent en genie zijn beide ‘gaven’, Het genie onderscheidt zich vooral door oorspronkelijkheid, het gaat zijn eigen gang en vindt nieuwe wegen. Het talent kan het nieuwe, door het genie gevonden, toepassen, uitwerken, wat verbeteren zelfs. Nog zwakker dan talent is aanleg. Er is hier een verschil in graad. Dit geldt ook voor de woorden: verlangen en smachten; donker en duister; wijzigen en veranderen; dienstwillig en dienstvaardig; moe en mat. (Zie ook onder 1.: befaamd en beroemd.) Misschien zal niet iedereen dit verschil erkennen bij donker en duister. Maar men bedenke dat het minder alledaagse woord gewoonlijk de betekenis frisser, levendiger voor de geest brengt; dat wordt dus hier: graadverschil. 3. Een schimmel is een wit paard. Hier onderscheiden de synoniemen zich door een ruimere of engere betekenis. Tussen hetgeen ze noemen is een verhouding van soort en geslacht. (Een schimmel is een soort paard.) Vgl.: iets wijten, danken, toeschrijven aan; een dichter, een romancier, een schrijver; aankondigen en mededelen; leugen en onwaarheid; ambt en betrekking. 4. Weer een andere verhouding bestaat tussen honorarium, traktement, salaris, wedde, gage, soldij, loon. Het ene is hier niet een soort van het andere, maar alle zijn ze soorten van hetzelfde (beloning van verrichte arbeid). 5. Nog verder raken de ‘synoniemen’ uiteen in gevallen als schimmel en merrie. Beide zijn het soorten paard, maar de in aanmerking komende bepalingen (wit en vrouwelijk) zijn volstrekt ongelijksoortig. 6. Sommige synoniemen verschillen daarin, dat het ene letterlijk, het andere figuurlijk wordt gebruikt. De grootte van een land is niet hetzelfde als de grootheid van een land. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kostbare kleren kosten veel geld. Kostelijke kleren zijn zeer goed, doelmatig, mooi. Vroeger was kostelijk gelijk aan (het tegenwoordige) duur. De betekenisverandering berust op de gedachte: wat veel geld kost, zal wel goed zijn. Een stuk uit het Frans vertalen. De spreker vertolkte de gevoelens der gehele vergadering. (Vergelijk hiermee het gebruik van het substantief tolk.) Iets ingewikkelder is de verhouding tussen geste en gesticulatie. Het eerste kan letterlijk en figuurlijk gebruikt worden, het tweede alleen letterlijk. De spreker maakte allerlei gestes (gesticulaties). Het was een sympathieke geste van de caféhouder, zijn zaal gratis ter beschikking te stellen van de liefdadigheidsvereniging. (Hier is gesticulatie onmogelijk.) Wat voor geste geldt, geldt ook voor gebaar. 7. Andere zinverwante woorden vertonen slechts een stijlverschil. Het ene woord is meer familiaar, het andere meer deftig of dichterlijk. Ook hier kunnen we spreken van een verschil in gevoelswaarde. Door het te onpas gebruiken van dergelijke woorden wordt de stijl: ruw en onverschillig, of wel: aanstellerig, houterig. Hier volgen enige voorbeelden uit schoolopstellen. ‘Ik ben van mijn te grote liefde voor het voetballen genezen door een val waarbij ik me dusdanig bezeerde, dat ik een paar weken op bed moest blijven.’ Alleen stijlverschil is op te merken bij de volgende woorden: Gij kunt wel bevroeden (begrijpen), hoe ik erover dacht. Het minst (in de omgangstaal) gebruikelijke van beide woorden is het meest ‘dichterlijke’. Niet voor niets staat in de vorige zin dat dichterlijk tussen aanhalingstekens, want de kwestie heeft nog wel enige verklaring nodig. ‘Dichterlijk’ kan zowel een gunstige als een ongunstige betekenis hebben, omdat er goede maar ook slechte dichters zijn. Er zijn zelfs veel meer slechte dan goede. Daarom heeft ‘hoogdravend’ (zie het vorige hoofdstuk) zich in ongunstige zin ontwikkeld, en daarom was het ook mogelijk dat de Tachtigers streden tegen de ‘dichterlijke taal’. Toch kan men nu nog zeggen: ‘Dat is (echt) dichterlijk uitgedrukt’ en dit dan als lof bedoelen. Het is zeker waar, dat woorden in het dagelijks gebruik als het ware af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slijten, beduimeld raken, ordinair worden, en dat minder gebruikte in vergelijking daarmee mooier, verhevener, dichterlijker (in gunstige zin) lijken. Maar het is even waar, dat meermalen aan de eenvoudige, ‘natuurlijke’ woorden verre de voorkeur moet worden gegeven boven de niet tot de omgangstaal behorende, waarmee slechte dichters hun taal trachten op te smukken. Niet alleen in de omgangstaal maar ook in de literaire taal kunnen woorden beduimeld raken, ordinair worden. Bovendien doen ze dan nog potsierlijk aan, omdat ze de indruk wekken dat de schrijver zich aanstelt, een gevoel, een schoonheidsontroering huichelt. Een bekend sonnet van Kloos eindigt met de woorden: ‘(Ik heb u lief...) Als alles, wat héél ver is en héél schoon’. Zeer is minder gebruikelijk dan heel. Het is wat stijver, wat deftiger. Ook mooier, dichterlijker? Vgl.: ‘Wil ik je even helpen? - Heel graag!’ met: ‘Mag ik u eens een bezoek komen brengen?’ - ‘Zeer (...nee, graag is achter dit bijwoord onmogelijk) gaarne.’ Zo ook: ‘heel mooi’ - ‘zeer schoon’. ‘Heel schoon’ lijkt in onze taal niet goed mogelijk; 't is of er stijl-verwarring plaatsheeft. En toch... Vervang in de geciteerde versregel het bijwoord eens door zeer en de zin wordt lelijk. En terwijl ‘Hare konen gloeiden van ontroering’ lelijk en potsierlijk is, vals pathos uit een stuiversroman, is ‘Haar wangen gloeiden van ontroering’ althans aanvaardbaar. Op zich zelf beschouwd is het woord wangen zeker mooier, dus dichterlijker (in gunstige zin) dan konen. Over het algemeen is het echter gevaarlijk, om van losse woorden te zeggen dat ze mooi of lelijk zijn. Met een dunne hand vóór haar gezicht
Dempte de maan de helft van haar licht.
Welk woord is hier minder gebruikelijk, ‘dichterlijk’? De helft schijnt al heel weinig kans te hebben om in poëzie te worden gebezigd. Maar dat deze regels, vooral ook in de samenhang van het gedicht (nijhoffs Kinderkruistocht) heel mooi (niet: zeer schoon) zijn, voelt een ieder. Niet zozeer de woorden op zich zelf zijn van belang, als wel het gebruik dat de dichter ervan maakt. In verfijnde, verzorgde taal, waarbij de schrijver wikt en weegt, zal vaak een verschil tussen twee woorden tot uitdrukking komen, dat in het dagelijkse spreken niet bestaat. Bijv. reden en oorzaak. Grammatisch geschoolde mensen zeggen: een reden doet iemand redeneren en dan een besluit nemen: ‘Om welke reden ga je niet meer met hem om?’ Maar: een oorzaak dwingt, ze heeft een noodzakelijk gevolg, buiten redeneringen en wil om. ‘Door welke oorzaak viel hij?’ Daarbij willen ze in het laatste geval gebruiken het voegwoord doordat; in het eerste geval: omdat. ‘Doordat hij die steen niet zag, viel hij.’ ‘Omdat die ander hem beledigd heeft, wil hij niet meer met hem omgaan.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goed! Maar men erkenne, dat het dagelijkse spreken, zonder dergelijke fijne onderscheidingen, ook bestaat, en het recht heeft om te bestaan, want een algemene gewoonte is recht op taalgebied. ‘Omdat het schip slecht geladen was, sloeg het om. Dat was de reden.’ Men zegge nu niet dat dit fout is. Ook dom en onwetend wil men scherp scheiden. Maar erken dat men gewoonlijk zegt: ‘Hoe dom! hij weet niet eens, in welke eeuw Karel de Gorte leefde’. Het is neuswijs en onjuist om dit gebruik van het woord verkeerd te noemen. Verder: ouderdom en leeftijd. Wie deze synoniemen in zijn overwogen taal niet door elkaar wil gebruiken, heeft daarop volle recht. Velen, als gevolg van onderwijs en nadenken, zouden niet willen schrijven: ‘Dat kind is gestorven in de ouderdom van vier jaar’. Of: ‘Die kinderen waren van gelijke ouderdom’. Maar men hebbe er oog voor, dat - althans wat de eerste zin betreft - er nog veel meer zijn die dat wél schrijven. Taalstudie is vooral: constateren hoe iets is. De verfijnde, verzorgde, overwogen taal bestaat. Maar ook de meer natuurlijke, argeloze dagelijkse spreektaal. Verfijning en natuur te verenigen, dat is de kunst.
Het blijft echter in vele gevallen uiterst lastig om uit te maken, of de verschillen in de taal gegeven zijn, of dat ze behoren tot het gebruik dat het individu van die taal maakt. Maar zeker kent de taal zelf ook zeer fijne onderscheidingen. Wij gaven daarvan reeds een voorbeeld (jong - jeugdig). Tot slot zullen we nog twee synoniemen op overeenkomst en verschil onderzoeken. We beschouwen dan de woorden dapper en moedig. In talloze zinnen kan men het ene woord door het andere vervangen:‘De belegerden hebben zich moedig (dapper) verdedigd’. ‘Hoe dapper (moedig) van dat kleine meisje om dat versje op te zeggen voor al die grote mensen’. En toch zijn ze niet hetzelfde. De moed bestaat in een zielstoestand, die zich uit in een daad. Let men vooral op de ziel, op het durven van wat onaangenaam, pijnlijk of gevaarlijk is, dan is 't woord moedig op zijn plaats. Let men vooral op de uitwendige daad, het flinke kordate handelen, dan is het woord dapper beter geschikt. Juist omdat beide dingen elkaar regelmatig vergezellen, kan men ook regelmatig het ene woord door het andere vervangen. Maar er zijn uitzonderingen op de regel. Als de zielstoestand beslist het meest de aandacht trekt, zoals in enkele gevallen van zeer hoge moed, dan is het woord dapper onbruikbaar: ‘De smaad en de verachting van een hele menigte te durven trotseren, omdat men meer waarde hecht aan de goedkeuring van zijn geweten, zoals zovele martelaars deden, dat is moedig zijn’. Vergelijk daarmee: ‘Hij heeft dapper meegezongen (meegedronken)’. Hier is moedig geheel onmogelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke overeenkomst en welk verschil merk je op bij de volgende cursieve woorden? Er wordt niet gevraagd naar een algemene uitspraak omtrent de betekenis, maar men blijve bij de gegeven zinnen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijf zelf nu eens zinnen, waarin de volgende synoniemen voorkomen. Sla daarbij voor hulp je woordenboek op.
De bedoeling van de studie der zinverwante woorden is niet zozeer om van buiten te leren het verschil in betekenis tussen een aantal synoniemen, als om ons onderscheidingsvermogen te oefenen en ons eraan te wennen, dat we de betekenis der woorden in een bepaalde samenhang scherp opnemen. Dit heeft dan twee voordelen: we leren beter lezen, en we leren beter schrijven. |