[344] In hoc vincit I
Overlevering
M1 |
Typoscript, oorspronkelijk bij brief aan H. Marsman, 5 mei 1940. |
M2 |
Typoscript, collectie C.M. Persijn-van de Gumster, H-14. |
T |
Criterium 2 (januari 1941), p. 69. |
D1 |
Thebe, p. 15. |
D2 |
Cryptogamen1, p. 254. |
D3 |
Cryptogamen2, p. 207. |
M3 |
Kopij D4, H-122. |
D4 |
Verzamelde gedichten, p. 274. |
| |
Commentaar
1 | Op 24 april 1940 stuurde Achterberg 21 nieuwe gedichten aan Ed. Hoornik. De gedichten waren, zo schreef hij, ‘behoudens de aanloopen natuurlijk, in drie dagen ontstaan’. Uit deze verzameling heeft Hoornik twaalf gedichten behouden voor Criterium. Deze gedichten stuurde Achterberg op 5 mei 1940 aan Marsman: ‘Aan verstaanbaarheid hebben sommige van deze toch wel gewonnen, vind ik zelf. Of niet? Ik weet het: het dreunt te veel.’ Achterberg vroeg ook Marsmans oordeel over deze gedichten, maar diens antwoord is niet overgeleverd. De typoscripten die Achterberg bij zijn brief insloot zijn bewaard gebleven en bevatten [344] ‘In hoc vincit i’ tot en met [355] ‘Paschen’. De gedichten werden in verschillende afleveringen van Criterium gepubliceerd. Zie verder § 9.1.1. |
|
|