| |
[146] ‘Een lichaam, liggend in de najaren’
Overlevering
M |
Manuscript, in brief aan R. Houwink, 29 juni 1932. |
| |
Datering
Vóór 29 juni 1932
| |
| |
Commentaar
1 | Dit gedicht is overgeleverd in een van de brieven die Achterberg in de eerste helft van 1932 aan Houwink schreef over de moeilijkheden die waren ontstaan in zijn relatie met Bep van Zalingen. Achterberg schreef onder andere: ‘Uw edele
|
| |
| |
| bemoeiingen met onze Liefde blijf ik gedenken met eerbied. Cathrien is dit: [volgt het gedicht] Maar Bep moet zijn een laatst, blindelings gelooven, een hopen, vol te mogen houden’ (29 juni 1932). Zie verder § 5.1. |
|
|