| |
[63] ‘Gij stondt met een hoog hopen’
Overlevering
M1 |
Manuscript, in brief aan A. Dekker, 24 juni 1929. |
T |
Opwaartsche wegen 7 (1 februari 1930), p. 498. |
M2 |
Manuscript, kopij D1, H-1. |
P1 |
Proef D1, H-2. |
D1 |
Afvaart, p. 27. |
P2 |
Eerste proef D2, H-57. |
P3 |
Tweede proef D2, H-58. |
D2 |
Oude cryptogamen, p. 19. |
M3 |
Kopij D3, H-122. |
D3 |
Verzamelde gedichten, p. 35. |
| |
| |
| |
Varianten en correcties
P2 a gedrukt, b potlood
Titel |
[ontbreekt] > Licht T-D3 |
2 |
aan > aan. T, D1-D3 |
4 |
aan. > aan M2-P2 a > [aan]. P2 b-D3 |
9 |
zijn > zien T-D3 |
10 |
Sluimerend > sluimerend T-D3 |
10 |
hart, Cathrien. > hart, Cathrien. P2 a > [hart] voordien. P2 b-D3 |
| |
| |
| |
Commentaar
1 | Dit gedicht heeft Achterberg, samen met een ander gedicht, in eerste instantie aan Elsevier's geïllustreerd maandschrift gezonden. Toen de gedichten daar niet geplaatst werden, stuurde hij ze aan Opwaartsche wegen ter aanvulling van een eerdere zending. Op 4 juni 1929 schreef Achterberg hierover aan Roel Houwink: ‘Thans, nadat ik de 2 andere geweigerde verzen bij Elsevier hierheen na had gestuurd, ontving ik bericht dat 1 dier 2 (dat met de naam a/h eind!!) en de gebleven rest is aangenomen.’ Het is niet bekend welk gedicht het tweede gedicht was. Zie verder [61] ‘Nu strijdt het hart zijn laatste slag’, noot 1 en 2. |
2 | Met ‘Cathrien’ (M1-D1, r. 10) is Cathrien van Baak bedoeld (zie ook [50] ‘Zij, die hun liefde tot haar einde gingen,’, noot 3). |
|
|