| |
[31] ‘Den rooien loozer van mijn zaad’
Overlevering
M |
Manuscript, in brief aan R. Houwink, 24 september 1925. |
| |
Datering
Vóór 24 september 1925
| |
| |
Commentaar
1 | Dit gedicht staat in Achterbergs brief aan Roel Houwink van 24 september 1925. Achterberg schreef: ‘De laatste producten (enkelen) wekten weerzin, aan wie ik ze liet lezen. Is dat hun persoonlijk voelen, dat er tegen gekant is, of schuilt er iets onder wat op pornografie zou lijken? Ik voor me zelf voel dit totaal niet; ik
|
| |
| |
| voel het als de volle zwaarte van iets geweldigs. Ik zou zeer graag weten hoe U erover denkt! Zoo maakte ik onlangs deze regels [...]’. Zie verder § 3.1. |
2 | De lezing mijn mond. (r. 6) berust ongetwijfeld op een verschrijving. Omdat deze fout niet probleemloos gecorrigeerd kan worden, is in dit geval niet ingegrepen. |
|
|