Gedichten. Deel 2. Commentaar
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |||||||
17 Embryo/Existentie/Stof17.1 Voorbereidingen voor de bundel EmbryoReeds in 1941 heeft Achterberg overwogen een aantal gedichten te bundelen onder de titel Embryo. Dit plan werd niet gerealiseerd (zie § 12.1). In 1943 dook de titel weer op. Op 8 juli 1943 schreef A.A.M. Stols aan Achterberg dat hij een fout had gemaakt bij het berekenen van het honorarium voor Eiland der ziel, Osmose, Dead end en Thebe: U kreeg derhalve 30 gulden te veel. Dat is echter niet erg, daar U dat als voorschot kunt behouden voor den bundel Embryo, dien [U] in het uitzicht stelde. Wij zouden het zeer op prijs stellen, wanneer U de kopij daarvan binnen afzienbaren tijd klaarmaakte, opdat wij nog van de conjunctuur kunnen profiteeren. Men kan nl. niet anders met zijn geld doen dan het in uitgaven voor later steken, en dan afschrijven. Uit deze periode is geen materiaal overgeleverd dat op de bundel betrekking heeft. De plannen voor de bundel waren nog niet vergevorderd, zoals Achterberg op 1 september 1943 aan Stols schreef: ‘de bundel Embryo is nog in embryonaal stadium; maar groeit nochtans.’ In de collectie van Jan Vermeulen bevindt zich de volgende, getypte, aantekening: ‘embryo [//] De verzen embryo i, ii, iii; kandinsky i, ii, iii [/] én de 4 gedichten zestien uit “dead end” komen [/] in de bundel “embryo”’. Eronder noteerde Vermeulen: ‘er is ook nog een vers getiteld “Embryo”’. Hiermee bedoelde hij [457] ‘Embryo’, want dit gedicht staat - met de aanduiding van de bundel Embryo - ook vermeld op een door Vermeulen vervaardigde inventarisatie van gedichten die op dat moment in zijn bezit waren. Het gedicht is niet overgeleverd in het verzameltyposcript van Embryo, dat alleen de reeksen ‘Embryo’ en ‘Kandinsky’ bevat.Ga naar voetnoot1 Gezien de op de typoscripten vastgelegde versies van de gedichten moet dit materiaal gedateerd worden op eind 1943 of begin 1944. De samenstelling van het typoscript is als volgt:Ga naar voetnoot2
| |||||||
[pagina 255]
| |||||||
| |||||||
17.2 Existentie, Embryo, StofOp 4 november 1943 schreef Achterberg aan Jan Vermeulen: ‘God, ik zou nog graag 2 bundels uitgeven: Existentie en Embryo. Als Vestdijk m'n nieuwe verzen gelezen heeft, zal ik trachten diegene, die hij goed vindt, onder deze namen onder te brengen.’ Vervolgens heeft Achterberg de samenstelling van de bundels ter hand genomen. Uiteindelijk heeft hij afgezien van de afzonderlijke uitgave van Existentie en Embryo, want op 29 december 1943 schreef hij aan A.A.M. Stols: deze zomer schreef ik een bundel ‘Existentie’,Ga naar voetnoot3 met de onderafdeelingen: Het antwoord van Stols is niet overgeleverd. Bij gebrek aan gegevens kan niet worden uitgemaakt welke gedichten tot de bundel hebben behoord, met uitzondering van de gedichten die Vestdijk noemde in een brief aan Achterberg, die hem de bundel had toegezonden. Op 25 januari 1944 antwoordde Vestdijk: ‘Uw zending deed mij buitengewoon veel genoegen, in de eerste plaats om de opdracht waarvoor ik u hartelijk dankzeg, en nog eens in de eerste plaats: om de kennismaking met de gedichten zelf.’ Verder schreef Vestdijk onder andere:Ga naar voetnoot4 | |||||||
[pagina 256]
| |||||||
Ik geloof, dat men deze poëzie van u het best zou kunnen karakteriseeren als ‘bezweringsformules’ in een veel letterlijker zin dan men gewoonlijk aan dit woord hecht. U streeft niet alleen naar ‘taalmagie’, maar naar werkelijke magie, die de wereld en de natuurwetten veranderen wil. Hoewel in iedere dichter wel zoo'n magier en thaumaturg verscholen zal zijn, is het toch nooit zoo duidelijk als hier. Hiermee hangt ook samen uw hoogst merkwaardige preoccupatie met de materie, die voor u veel meer is dan ‘symbool’ alleen. Datgeen waaraan u uw beelden en vergelijkingen ontleent: de natuurwetenschappen, geometrie, anatomie, instrumenten, etc. vervult niet alleen een poëtisch dienende rol, maar krijgt een zelfstandige beteekenis, omdat u, of iets ín u, zeer klaarblijkelijk streeft naar een diepgaande transmutatie dezer zaken. In de middeleeuwen zoudt u alchimist geworden zijn. Een vers als Oppervlaktespanning kan men daarom op twee manieren lezen, én als evocatie van de geliefde, én als natuurphilosofische fantasie. In andere gedichten, het is waar, treedt dit tweede aspect op de achtergrond. Maar het is sterker aanwezig dan in vroegere gedichten. De door Vestdijk genoemde gedichten zijn [563] ‘Oppervlaktespanning’ tot en met [582] ‘Rok’. Uit een latere brief van Jan Vermeulen (d.d. 12 september 1945) valt af te leiden dat ook [583] ‘Linoleum’, [584] ‘Groen’ | |||||||
[pagina 257]
| |||||||
en [585] ‘Blauw’ tot het eerste concept van de bundel hebben behoord. Welke de overige gedichten waren, valt bij gebrek aan gegevens niet met zekerheid te zeggen (zie verder § 23 en § 24). In februari is Achterberg bij Stols op bezoek geweest om hem de bundel te overhandigen, zoals blijkt uit zijn brief van 17 februari 1944: Was U bereids in de gelegenheid ‘Existentie’ door te zien? Het was mij heel aangenaam U weer te ontmoeten, al was het kort; ik ging verheugd bij U vandaan. Dezelfde financiële overwegingen brachten Achterberg ertoe Stols op 4 maart 1944 voor te stellen ‘de bundel weer in zijn oorspronkelijke afdeelingen te splitsen en één daarvan (naar Uw keuze) bij Van Dishoeck aan te bieden’: Overigens zou het papiervraagstuk bij een geringere omvang der bundel voor U gedeeltelijk zijn opgelost? Zooals U weet is de omvang der bundel het 3-voudige van Sphinx; wanneer U mij bijaldien een voorschot van mag ik zeggen f 400. - wilt geven, dan is dit voor mij een groote uitkomst en zie ik terstond van bovengenoemd voorstel af. Op 6 maart 1944 antwoordde Stols dat hij f 400, - had overgemaakt, ‘bedoeld als voorschot op honorarium in het algemeen; misschien kan ik U binnenkort mededeelen, dat dit speciaal bedoeld is voor uw bundel “existentie”, die ik helaas nog steeds niet de gelegenheid had te lezen’. Achterberg was zijn uitgever zeer dankbaar voor dit ‘koninklijk gebaar’ en bovendien ‘erg blij, dat “Existentie” heel blijft!’ (9 maart 1944) In de komende maanden zou Stols niet meer op de bundel terugkomen. In juli 1944 schreef Achterberg aan Jan Vermeulen dat de bundel nog steeds in het bezit was van de uitgever, maar dat deze nog geen definitieve beslissing had genomen.Ga naar voetnoot5 Pas in 1945 zou de bundel weer ter sprake komen (zie verder § 22.2). |
|