Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |
[695] Tijdnood(aant.)De dingen hebben een naamgenoot
gekregen met uw dood;
een diepe deelgenoot
aan holte zonder hart,
5[regelnummer]
aan volte zonder vat;
ruimte, die ramen mist;
schuim, dat tesamen sist.
Aan uwe buitenkant
ontbreekt de binnenkant
10[regelnummer]
en andersom, gij zijt
met geen geheel op tijd;
waarmee gij levend was,
als ieder sprietje gras.
Zoo zinkt de zon in zee
15[regelnummer]
en neemt het daglicht mee.
Ik sta met een gebaar
voor uw verdwijnen klaar.
Morgen is nog het meest
van uw vergaan bevreesd.
20[regelnummer]
Ik kom in tijdnood met
mijn allerlaatste zet.
|
|