Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
[650] Energie(aant.)Het vuur, waarin gij nu verkeert,
verwarmt mijn voeten, ik bezin
mij op het feit hoe onverteerd
gij nu geworden zijt tot in
5[regelnummer]
uwe verkolingen, hoe on-
ophoudlijk deze reis begon
door de stofwisseling - en zal
kleiner dan een bekend getal
uw wezen zijn of grooter dan
10[regelnummer]
de som van alle, uw bestaan
is onuitwisbaar in de brand
der wereld, die de and're kant
van ademhalen is, de mensch
verlaat zichzelf tot aan zijn grens
15[regelnummer]
en wordt zijn eigen energie,
zonder te weten wat of wie
hij voedsel werd en levensbron,
maar in dit zingen slaat gij om
en gij vergeestelijkt tot vorm,
20[regelnummer]
die triompheert over de worm.
|
|