Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
[573] Mantel(aant.)Ik woonde weer vannacht.
De buitendeur was dicht.
Je gansche wezenskracht
stond in de muur en schraagde
5[regelnummer]
dit eeuwiglijk behaagde.
De trap liep voor me op
en op de overloop
vond ik aan de kapstok
je mantel hangen. Even
10[regelnummer]
beroerde ik een knoop.
Ik zag je zachtjes leven.
De kamer keek mij aan:
oogen, niet dicht gedaan
sinds ik ben weggebleven.
|
|