Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[5] De wind lacht...(aant.)De wind waait, wijd
uitgespannen zijn vleugelarmen,
Hij lacht tegen bosschen
beneden uitgespreid.
5[regelnummer]
Soms hoor ik klaagzang,
soms stemmengerucht;
dan weer is 't zefir:
een windezucht.
Maar altijd lacht hij
10[regelnummer]
Om 't leven hoog,
waar hij voor niemand
't hoofd nog boog.
Hij wil de wereld leeren lachen
met hem in 't leven ver,
15[regelnummer]
want 't is nog lachloos daar, van onder
schittert geene ster.
Maar boven welft zich sterrenkoepel
in lichte deining uit.
Daar boven lachen sterren
20[regelnummer]
met wind 't menschdom uit.
|
|