De zangvogeltjes. Deel 7(1899)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 23. De Jaargetijden. Frisch. 1. Als de knop-pen o - pen springen, IJl ik naar het 2. Als de pur - pren ro - zen bloei-en, 't Ko-ren op den 3. Als de zoe - te drui-ven zwel-len, En het ooft tot 4. Als de zil - vren vlokken val - len, En het heer-lijk 5. 's Morgens, 's a - vonds, t' al-len tij - de, Zing uw lied en [pagina 40] [p. 40] 1. groe - ne veld: 'k Moet in 't lied dan me - de zin - gen, Door de voog - len in - ge - steld. 'k Moet in 't lied dan me - de zin - gen, Door de voog- len in - ge - steld. 2. ak - ker geelt, 'k Moet dan zin - gen, schoon van 't stoei-en Moe - de, toch niet moê ge-kweeld. 'k Moet dan zin - gen, schoon van 't stoei-en Moe - de, toch niet moê-ge - kweeld. 3. pluk - ken wenkt, 'k Moet dan zin - gend 't heil ver - tel - len, Dat het herfst-sei - zoen mij schenkt. 'k Moet dan zin - gend 't heil ver - tel - len, Dat het herfst-sei - zoen mij schenkt. 4. kerstfeest naakt, Luid moet dan mijn zang - toon schal - len, Die mijn vreugd nog blij - der maakt. Luid moet dan mijn zang - toon schallen, Die mijn vreugd nog blij - der maakt. 5. smaak ge-neugt: Wat u im - mer ook ver - blij - de, 't Zin-gen geeft het hoo - ger vreugd. Wat u im - mer ook ver - blij - de, 't Zin-gen geeft het hoo-ger vreugd. Vorige Volgende