De zangvogeltjes. Deel 7(1899)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] 22 Danklied. Plechtig. 1. Dankt den Heer, den God van ze - gen, Uit wiens hand op on - ze we - gen Daag-lijks nieu-we goed-heid daalt, Daag-lijks nieu - we goed-heid daalt! Al - toos mochten wij er - va - ren, Hoe Zijn lief-de ons wil be- wa - ren, Gren-ze - loos en on - be - paald, Gren-ze-loos en 2. Dankt den Heer voor al zijn ga - ven, Die zijn va - der-lief-de sta - ven Voor het bro - ze men-schen kind, Voor het bro - ze men-schen-kind! El - ke dag van 't vluchtig le - ven, Wat die goeds of kwaads moog ge - ven, Toont dat Hij den mensch be- mint, Toont dat Hij den [pagina 38] [p. 38] 1. on - be - paald! Al - toos moch-ten wij er - va - ren, Hoe Zijn lief-de ons wil be - wa - ren, Gren - ze - loos en on - be - paald, Gren - ze - loos en on - be - paald! 2. mensch be - mint. El - ke dag van 't vluchtig le - ven, Wat die goeds of kwaads moog ge - ven, Toont dat Hij den mensch be - mint, Toont dat Hij den mensch be - mint! Levendiger. 1-2. Al - les is ons aan Uw ze - gen Op den le - vens- weg ge - le - gen; Daar-om bren-gen wij U he - den On-zen [pagina 39] [p. 39] dank en on - ze be - den. God, aan-hoor den ju - bel - toon, Op - ge - zon - den naar Uw troon! God, aan - hoor den ju - bel - toon, Op - ge - zon - den naar Uw troon! God, aan- hoor den ju - bel - toon, Op - ge - zon-den naar Uw troon! Vorige Volgende