De zangvogeltjes. Deel 7
(1899)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend
[pagina 6]
| |
rust-te er een maag-de-lijn In den stil-len, schoo - nen
nacht van Mei. Zong 't meisje, 's vo - gels stem-me
zweeg; Zweeg 't meis - je, 's vo - gels wild - zang steeg, En
bei-der toon klonk won-der-schoon: De maan be-steeg haar
wol - ken - troon. En bei - der toon klonk won - der -
schoon: De maan be - steeg haar wol - ken-troon.
2. Wat zong toch wel het vo - gel - kijn, ln den stil-len,
schoo -nen nacht van Mei? Wat zong toch wel het
| |
[pagina 7]
| |
maag-de - lijn, In den stil-len, schoo-nen nacht van
Mei? Van len-te - vreugd zong het vo - gel - kijn; Van
lief - de en jeugd zong het maag - de - lijn. De zoe - te
klank van bei - der zang Klinkt in mijn har - te, mijn
le - ven lang! De zoe - te klank van bei - der
zang Klinkt in mijn har - te, mijn le - ven lang!
|
|