De zangvogeltjes. Deel 6(1896)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 25. Afscheidsgroet aan den Zomer. Matig. 1. Wees gegroet, nu gij gaat scheiden, Zo-mer - tijd, vol pracht en gloed! Hoeveel zoets mocht ge ons be-reiden, Hoeveel dank - stof voor 't ge-moed! Ach, wat ons uw heen-gaan 2. Weest gegroet, gij bosch en bloemen, Vlugge zangers van het woud! Lang nog zal 'k uw zangen roemen, En al 't schoon, door mij aanschouwd! Ach, hoe spoedig raakt gij 't 3. Wees gegroet, gij zo - mer - weelde! 't Najaar heeft ons reeds be-groet; Maak uit, wat uw mildheid teelde, Ons zijn guur - ste da - gen zoet! On - ze dank blijft u ge- [pagina 39] [p. 39] Ach, wat ons uw heengaan spijt!}Wees gegroet, wees ge- groet, wees ge-groet{gij zo-mer - tijd!}Wees ge- groet, wees ge - groet{gij zo-mer - tijd! Ach, hoe spoedig raakt gij 't kwijt!}Wees gegroet, wees ge- groet, wees ge-groet{gij zo-mer - tijd!}Wees ge- groet, wees ge - groet{gij zo-mer - tijd! On - ze dank blijft u ge - wijd!}Wees gegroet, wees ge- groet, wees ge-groet{o zo-mer - tijd!}Wees ge- groet, wees ge - groet{gij zo-mer - tijd! Vorige Volgende