De zangvogeltjes. Deel 5(ca. 1900)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 26. De Alpenherder. Matig snel. 1. Op der Al-pen fie - re krui-nen Klinkt des her-ders a - vond-lied: Wol - ken komen, wol-ken trekken, 2. Op der Al-pen grootsche top-pen Bouwt hij zich een schaamle kluis; 's Mor-gens, met des leeuwriks zin-gen, 3. Op der Al-pen reu-zen - ber-gen, Daalt verschrikking- vol de nacht; Maar, waar Al-pen - ro - zen bloei-en, 4. Ro-zen bloeien, vo-gels zin-gen, In den heldren zon - ne-schijn; Op der Al-pen trotsche kruinen, [pagina 39] [p. 39] 1. Maar zijn lust begeeft hem niet. Wol - ken ko-men, wol-ken trekken, Maar zijn lust be - geeft hem niet. 2. Roept hem de ar-beid reeds van huis. 's Mor-gens, met des leeuwriks zingen, Roept hem de ar-beid reeds van huis. 3. Houdt de her-dersknaap de wacht. Maar, waar Al-pen- ro-zen bloeien, Houdt de her - ders-knaap de wacht. 4. Wenschte ik zoo een knaap te zijn. Op der Al-pen trotsche kruinen Wenschte ik zoo een knaap te zijn. Solo. La la la la la la la la Koor. La la la la [pagina 40] [p. 40] la la la la la la la la la la la la la la la la la la la la la la Vorige Volgende