De zangvogeltjes. Deel 5(ca. 1900)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] 7. De schoonste tijd des levens. Tamelijk vlug. 1. De schoonste tijd des levens Is die der blij-de jeugd; Dan bloei - en tal van rozen, En kiemt steeds nieuwe vreugd! Nog vreemd is zorg en lijden, Nog vreemd is dan de smart, En on - beschrijflijk za - lig Klopt dan het jon-ge hart. En 2. Dan schijnt deze aard een gaarde, Getooid in bloemenpracht, Waar bo - ven 't blauw des hemels Tot vreugde uit-lokkend lacht: Dan kwet-sen nog geen dorens Den vlug - ge-wiek-ten voet, En is 't, als of de he - mel Ge-daald is in 't ge - moed. En 3. O len - te-tijd des levens, Hoe spoedig snelt gij heen, En strooit de wind uw rozen Verdord, ontblaard uit - een! Dies wil hem recht ge-nieten, O jeugd, zoo lang hij bloeit, In schul-de-loo - ze vreug-de En dart - len on-ver-moeid. In [pagina 9] [p. 9] 1. on - beschrijf-lijk za - lig Klopt dan het jonge hart. 2. is 't, als of de he - mel Ge - daald is in 't ge - moed. 3. schul-de - loo - ze vreug - de En dart-len on-ver-moeid. Vorige Volgende