De zangvogeltjes. Deel 3
(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend
[pagina 45]
| |
jeugd, En lied-jes op te ha - len Van lou - ter le-vens-
vreugd! Als bij het uch-tend blo - zen Na-
tuur nog vreedzaam rust, Hoe zoet is dan haar koo-zen, Als
't licht haar wakker kust! Hoe zoet is dan haar
lied, En dringt het hart tot lo-ven, Dat na - me - loos ge-
niet. Wat weel-de in 'trond te schouwen! Dat
lie - fe - lijk ge - hucht, Die we - li - ge land-ou-wen, Die
hel - der blauwe lucht! Die we - li - ge land-
lucht, Toch moeten ze achter blij-ven Bij 's menschen zang en
zucht. Daar waar geen wol-ken zwe-ven, Geen
vo - gel - tje heeft wijk, Is toegang hem ge - ge - ven In
't za - lig he - mel - rijk. Is toegang hem ge-
| |
[pagina 46]
| |
koozen, Als 't licht haar wak-ker kust!
ou-wen, Die hel - der blau-we lucht!
ge - ven In 't za - lig he-mel - rijk!
|
|