De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 23. Avondliedje. Zeer rustig en zacht. J.A.P. Schultz. 1. De maan praalt aan den he - mel, Het schittrend star - ge- wemel Prijkt in zijn vol - len glans, En 't woud, ge- huld in 't duister, Omgeeft bij al dien luister, Een 2. Wat is het stil in 't ronde, Als spreid' na - tuur haar sponde Bij 't ein - de van den dag; Als bracht zij rust na 't strijden, Aan hem, die druk en lijden In 3. De maan, die voor on - ze oogen Nu vol is, wat wij pogen, Wij zien haar nooit ge - heel. Wat wij ons ook ver - meten, Wij ster - ve - lin - gen weten Nog 4. Wij broo - ze ster-ve - lingen, Die slechts naar schijnschoon dingen, Voor 't goe-de veel te koel; Wij bou-wen luchtkas - teelen, Wij twis-ten en kra - keelen, En 5. God! leer ons U ver - trouwen, Op niets ver-ganklijks bouwen, Geen we - zen voor den schijn. Och! leer ons U te vreezen, En niet hoogmoe - dig wezen; Maar 6. En is ons uur ge - komen, Leer ons dan zonder schromen Den dood in de oogen zien. Schenk kracht om te ge - looven, Dat wij U eens daar boven Voor [pagina 20] [p. 20] 1. va - le zilv'ren ne - vel - krans. 2. ha - ren arm ver - ge - ten mag. 3. slechts het al - ler - kleinste deel. 4. ra - ken verder van het doel. 5. kin-der - lijk oot - moedig zijn. 6. eeuwig hulde zullen biên. M. Claudius. Vorige Volgende