De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] 11. Verlangen naar de Lente. Langzaam. Volksmelodie. 1. O wat is het koud daar bui - ten! Wat een ruw en som - ber weêr! Scherpe noor - de - winden flui-ten, En de zon schijnt schier niet meer. 2. Toen was 't goed, toen ik mocht dra - ven, Of in 't gras ter ne - der lag, Toen ik spit-ten mocht en gra-ven, En de zon in 't aan-zicht zag. 3. Wan - neer is mij 't heil be - scho - ren, Dat de bloe-menpracht mij biedt? Wanneer zal ik we-der hooren, Naar der voog - len len - te - lied? 4. Schoo - ne len - te, kom toch we - der! Lie - ve len - te, kom toch gauw! Daal met u - wen ze-gen ne-der, War-me zon en fris-schen dauw! 5. Och! laat u niet lan - ger drin - gen, Heb toch deer-nis met ons lot! Breng aan al uw lie-ve- lingen Zang en vreug - de, rein ge - not. A.H. Hoffmann v. Fallersleben. Vorige Volgende