De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 8. De oude Boer en zijn Zoon. Gematigd Mozart. 1. Heb trouw en waar - heid lief, mijn zoon, Tot aan uw jong-sten snik, En wijk niet af van Gods ge - boôn, Ook zelfs geen oo - gen - blik. 2. Dan kunt ge, door den Heer ge - leid, Ge- troost uw pad be - gaan, En naakt de dood, gij zijt be - reid, En ziet hem moe - dig aan. 3. Dan slaat ge uw sik - kel licht en rap Door gol - vend graan en gras, Dan zingt ge bij den wa - ter - nap, Als hadt gij wijn in 't glas. 4. De boos-wicht, jon - gen, kan dat niet, Geen vreê woont in zijn huis, Al schijnt het, dat hij vreugd ge - niet, Daar bin - nen is 't niet pluis. [pagina 8] [p. 8] 5. Voor hem is 't schoon der lente nacht, Hem lokt geen korenzeld, Op leugen en bedrog bedacht, Wenscht hij zich niets dan geld. 6. Een vallend blad, de wind die fluit, Jaagt hem een huivring aan, En och, ik spreek niet graag het uit, Hoe 't na zijn dood zal gaan. 7. En daarom, vrees den Heer, mijn zoon, Tot aan uw jongsten snik, En wijk niet af van Zijn geboôn, Ook zelfs geen oogenblik. 8. En als dan 't nakroost om u treurt, En aan uw grafzerk staat, Dan bloeit een bloem, die lieflijk geurt, Gekweekt uit tranenzaad. L.H.Ch. Holty. Vorige Volgende