namelijk van een kluizenaar de gelukkige kunst geleerd, zich onzichtbaar te maken.
Dat oom Herse met zijn verhaal nooit verder is gekomen, is eigenlijk mijn schuld - of liever de schuld van mijn nieuwsgierigheid. Ik vroeg hem namelijk, hoe die kluizenaar, dat toch zou hebben aangelegd.
Nu had oom Herse altijd zijn antwoord klaar en hij zei dus met een stalen gezicht, dat het, om je onzichtbaar te maken, noodig is, bilzenkruid te rooken.
Dat leek me bijna ongelooflijk; maar... oom Herse had het gezegd en aan de juistheid van zijn uitspraken te twijfelen, stond in mijn oogen gelijk met majesteitschennis.
Toch kon ik niet nalaten, door een proef de onfeilbaarheid van Waldmann's middel nader te onderzoeken.
Bilzenkruid kende ik heel goed; het groeide in overvloed op een erf dicht bij ons huis en ik kon er dus gemakkelijk een paar blâren van plukken.
Maar rooken....
Mijn vader had het me zoo ongeveer op doodstraf verboden. En bovendien. Zelfs al waagde ik het, in 't belang der wetenschap heel in 't geheim het bevel te overtreden, hoe zou ik in mijn eenzaamheid kunnen waarnemen, of ik al dan niet onzichtbaar zou worden!
Daar moest dus iets anders op worden gevonden en ik besloot, de proef te doen.... op onzen ouden Frederik.
Ik maakte hem wijs, dat ik een pijp voor hem zou stoppen van mijn vaders tabak; maar in werkelijkheid stopte ik er bilzenkruid in met een dun laagje van vaders ‘Justustabak’ er boven op. Dit geheimzinnig mengsel