Veertien dagen op een ijsschots
(1921)–Simon Abramsz.– Auteursrecht onbekend
[pagina 181]
| |
Besluit.Met het voorgaande hoofdstuk zouden we dit hoek kunnen besluiten, ware het niet, dat we nog een enkel woord aan ons verhaal hadden toe te voegen. Immers het zou ons ten zeerste verwonderen, indien de belangstellende lezer thans niet de vraag op de lippen had: ‘En hoe is het nu verder met Jaap Boreling en zijn moeder gegaan?’ Gaarne deelen wij u mede, wat wij daarvan te weten zijn gekomen. Weinige dagen na de begrafenis van Klaas Bording, den vader, keerden zijn weduwe, zijn zoon Jaap, - de laatste volkomen hersteld - alsmede de overige Durgerdammers naar hun geboortedorp terug. Bewogen met het lot der zwaar beproefde weduwe en haar kinderen, richtte een CommissieGa naar voetnoot1) van Vollenhovensche ingezetenen, het verzoek tot hun landgenooten om een bijdrage voor de overgebleven leden van het gezin Bording. | |
[pagina 182]
| |
Daar duizenden Nederlanders met liefde aan deze roepstem gehoor gaven, was er weldra een som gelds bijeen, groot genoeg, om de weduwe Bording in staat te stellen, voortaan zonder broodzorgen te leven, terwijl een deel der gelden werd besteed, om Jaap een botter te koopen, zoodat ook hij weer moedig de toekomst kon tegengaan. Het behoeft hier nauwelijks te worden gezegd, dat uit Amsterdam en andere plaatsen, nabij Durgerdam gelegen, honderden nieuwsgierigen en belangstellenden zich opmaakten, om den geredden jongeling te zien en te spreken en hem tal van vragen te doen aangaande zijn zwerftocht over de Zuiderzee. Thans is Jaap Bording reeds een halve eeuw dood. Hij overleed namelijk in het jaar 1871, een vrouw en drie kinderen nalatende, waarvan ook de eerste reeds vele jaren in het graf rust. Wat de weduwe Bording betreft, deze overleefde haar zoon Jaap tien jaren. - Ze stierf in 1881. -
Ten slotte nog twee mededeelingen, die de schrijver van dit boek mocht ontvangen van een vriendelijk en belangstellend lezer, den heer D. van Heerde te Nunspeet. Deze schreef mij: ‘Misschien stelt u er belang in te vernemen, dat de klompen van één der Durgerdammers nog in wezen zijn. Ik heb ze onlangs te Vollenhove gezien bij den heer A.J. van Smirren, wiens vader ze indertijd gekregen had.’ - Ongeveer een jaar later schreef mij dezelfde be- | |
[pagina 183]
| |
Tocht van Klaas Bording en zijn zoons op een ijsschots over de Zuiderzee (14-27 Januari 1849).
| |
[pagina 184]
| |
langstellende, dat hij eenige dagen te voren aan 't graf had gestaan, waarin Klaas Bording en zijn zoon ter ruste werden gelegd. Voorts, dat dit graf gedekt is door een zerk, waarop nog duidelijk leesbaar is het volgend grafschrift: In dit graf rusten Klaas Klaassen Bording, oud 45 jaren, overleden 25 Febr. 1849 en zijn zoon Klaas Bording, oud 19 jaren, overleden 4 febr. 1849, twee der drie geredde Durgerdammer visschers, die na volle 14 dagen op een ijsschots in de Zuiderzee, alleen met rauwe bot gevoed, te hebben rondgedreven, den 27sten Januari 1849 van onze visschers zijn ontdekt en aan wal gebracht, zijnde de jongste zoon, Jacob Bording, hersteld naar Durgerdam teruggekeerd. EINDE. |
|