Rijmpjes en versjes uit de oude doos
(1911)–Simon Abramsz.– Auteursrecht onbekendSimon Abramsz., Rijmpjes en versjes uit de oude doos. J.M. Meulenhoff, Amsterdam z.j. [1937?]
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: Ki 2856
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de vijfde druk van Rijmpjes en versjes uit de oude doos van Simon Abramsz., waarschijnlijk uit 1937. De eerste druk verscheen in 1910. De tekeningen zijn van de hand van Jan Sluijters. De titels van de rijmpjes en versjes zijn toegevoegd op basis van de inhoudsopgave en geplaatst tussen vierkante haken.
redactionele ingrepen
Op basis van de inhoudsopgave is telkens een kop toegevoegd tussen vierkante haken.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. II) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. I)]
Rijmpjes en Versjes uit de Oude Doos.
[pagina ongenummerd (p. III)]
[pagina ongenummerd (p. IV)]
n.v. drukkerij g.j. thieme, nijmegen
[pagina ongenummerd (p. VII)]
Inhoud.
Rijmpjes.
Bladz. | |
---|---|
A, B, C, de kat gaat mee | 1 |
Suja, suja, kindje | 2 |
Suja, poppedeine | 3 |
Klaas Vaak die komt | 4 |
Twee kindertjes bij mekaar | 5 |
Schuitje varen over de zee | 6 |
Ooievaar, Lepelaar | 7 |
Jan, mijn man, wou ruiter worden | 8 |
Hansje knipperdolletje | 9 |
Hansje Pek | 10 |
Hier is de sleutel van den Bibelebontschen berg | 11 |
Tikke takke toonen | 12 |
't Schaapje in het groene gras | 13 |
Vinger in de hoed | 14 |
Hu, hu, paardje | 15 |
Tiere liere let let let | 16 |
Slaap, kindje, slaap | 17 |
O oven, o oven | 18 |
Paardje, paardje, rij naar stee | 19 |
Wel te rusten | 20 |
Molenaartje, maalt je molen | 21 |
Kom, laten we nu eens zingen | 22 |
A, B, C, de meisjes drinken thee | 23 |
Krullebolletje ging eens wandelen | 24 |
Er zat een aapje op een stokje | 25 |
Kindje, ga naar bedje | 26 |
Groen, groen grasje | 27 |
Eén, twee, drie, vier - een hoedje van papier | 28 |
Trararetje, trararetje | 29 |
Zagen, zagen, wiedewiedewagen | 30 |
Tusschen Keulen en Parijs | 31 |
Bim, bam, beieren | 32 |
Bim, bam, de klok die luidt | 33 |
Het wevertje zat naast zijn vrouw | 34 |
Ouwe Jan en jonge Jan | 35 |
Daar buiten, daar buiten | 36 |
Wat ligt er in dat tonnetje? | 37 |
Klop, klop, hamertje! | 38 |
Hoe laat is 't? | 39 |
Kaatje, ben je boven? | 40 |
Daar was ereis een vrouw | 41 |
Daar was ereis een koning | 42 |
Koop thee voor je geld | 43 |
Mietje ging eens water halen | 44 |
Goeien avond, tante Betje | 45 |
Handje Plak, ga naar de markt | 46 |
A, b, c, d, e, f, g, meester de jongens nemen knikkers van me mee | 47 |
Torentje, torentje, bussekruit! | 48 |
Waar ben je toch geweest? | 49 |
Mijn vader zou laatst eens een kistje beslaan | 50 |
Heb je wel gehoord van de holle bolle wagen | 51 |
‘Koen, maak je mijn schoen?’ | 52 |
Er waren eens drie eendjes in een pontje | 53 |
Daar gingen eens drie oude wijfjes over een zwik zwak bruggetje | 54 |
Schoenlappertje zou uit lappen gaan | 55 |
[pagina ongenummerd (p. VIII)]
Klompertje en zijn wijfje | 56 |
Herder, laat je schaapjes gaan | 57 |
Zakdoekje leggen | 58 |
Juffrouw, wil je je jongetje verbieden? | 59 |
't Regent zeer | 60 |
Jan die sloeg Lijsje | 61 |
Klein, klein muisje | 62 |
Naar bed, naar bed, zei Duimelot | 63 |
Duimelot is in 't water gevallen | 64 |
Altijd is Kortjakje ziek | 65 |
Ben je boos? | 66 |
Palm-palm-paschen | 67 |
Kluwentje, kluwentje garen | 68 |
Toen 't kindje op de wereld kwam | 69 |
Och, Jantje, wil niet huilen | 70 |
Wat doet het hondje? | 71 |
Koene kranen, witte zwanen | 72 |
Meester, mag ik naar huis toe gaan? | 73 |
Amsterdam, die groote stad | 74 |
Tik, tak, tol | 75 |
Ik heb een potje gekocht | 76 |
Danderomdeine kwam van Brugge | 77 |
Dit is de sleutel van de Muiderpoort | 78 |
Berend Botje ging uit varen | 79 |
Luilak, beddezak | 80 |
Klikspaan, halve maan | 81 |
Daar was eens een mannetje, dat was niet wijs | 82 |
Dertig dagen heeft November | 83 |
Maart roert zijn staart | 84 |
Maartsche buien | 85 |
Sint-Niklaasje bonne, bonne, bonne | 86 |
Sinterklaas, die goeie heer, | 87 |
Daar kruipt een vogeltje | 88 |
Strooiversje | 89 |
Tante Nans zat op een gans | 90 |
Eén, twee, kopje thee | 91 |
Jan-oom zat op een boom | 92 |
Raadselrijmpjes.
Hoog geklommen | 93 |
Daar staat een boom in 't westen | 94 |
Vier roode ransen | 95 |
't Is van ijzer | 96 |
't Is in de vrouw | 97 |
Een man, die daags een daalder won | 98 |
Daar staat een juffertje in de deur | 99 |
Eerst zoo wit als was | 100 |
Hummeltje Tummeltje klom op den wagen | 101 |
Kool, die koud is | 102 |
Daar loopt een beestje over den dijk | 103 |
Een houten huisje | 104 |
Daar ging een mannetje over de brug | 105 |
Tweebeen zat op driebeen | 106 |
Toen ik was jong en schoon | 107 |
Jij uit de aarde | 108 |
Keizer Karel had een hond | 109 |
[p. 110]
[p. 111]
[p. 112]