En lachend voldeed hij eraan.
Heel in de vroegte van den 31en Augustus, het was nauwelijks dag, waren de Waterratten in de weer.
Rudolf liep te sjouwen met groene slingers. Maurits zette een ladder tegen de schuur en samen gingen ze aan 't versieren.
Hans en Karel maakten 't bivak van binnen eenigszins feestelijk en Wim moest met Theo, dat was natuurlijk onvermijdelijk, voor het ontbijt zorgen: havermout, brood met kaas en melk.
Om zeven uur in den morgen kwam de baas van huis. Gelukkig was toen de versiering al klaar, en Wim, die juist de gebruikte borden en lepels naar buiten droeg, zag z'n broer het eerst aankomen.
‘Jongens, pas op, daar komt-ie!’
De club kwam naar buiten.
‘Dag Frans, wel gefeliciteerd, baas!’
‘Lang zal je leven, Frans.’
‘Wel gefiltereerd, baas.’
Ze verdrongen zich om hem heen, en drukten hem hartelijk de hand, want ze waren zeer aan hun ‘baas’ gehecht.
‘Jongens, wat een fijne versiering! En wat is 't van binnen gezellig!’
‘Ja Frans, nou moeten we je even binnen hebben, hoor.’
En nu trokken ze hem joelend mee, het bivak in.
‘Frans,’ zei Wim, ‘ik ben je broer, dus ik mag je het eerste cadeau geven.’
En hij reikte zijn broer een pakje over, waaruit een groote verrekijker te voorschijn kwam.
Wat een pracht-kijker!’
Toen kwamen de andere geschenken.
Van Hans een boek over watersport.
Van Theo een toilet-zakgarnituur, met zoowaar al een knevelborsteltje erin.
Frans was er erg blij mee en streek al ijverig met het kleine schuiertje onder zijn neus.