| |
| |
| |
Twintigste hoofdstuk.
De Kroon op het werk.
In den vroegen morgen van den eersten October daalde Jan Boenders met de aëroplane op het kolossale vliegterrein, waar dien dag het groote internationale concours zou gehouden worden. Aan het einde daarvan bevonden zich op een rij zeven groote hangars.
Zes daarvan waren in gebruik genomen door diverse mededingers. De zevende stond ledig.
Die was dan ook bestemd voor de ingeschreven machine van Mr. Geo Brown uit Holland. Tot verbazing der leden van het Internationale Comité voor Luchtvaart was niet alleen de bedoelde machine niet gearriveerd, doch van Mr. Brown was ook in het geheel niet het bericht ontvangen, dat hij zich van mededinging wenschte te onthouden.
Het was nauwelijks dag, toen de jongelieden het terrein bereikten. Geen sterveling was er te zien, uitgezonderd de militairen, die de toegangen tot de hangars bewaakten. Deze soldaten waren dan ook de eenige getuigen van de nederdaling der vreemde machine.
Nadat de jongelieden waren uitgestegen en met behulp van
| |
| |
het tiental soldaten de groote machine in de voor haar bestemde hangar hadden onderdak gebracht, begaven zij zich naar het kantoor van het Comité dat heel den nacht in de weer was gebleven.
De verschijning van de nieuwe mededingers uit Holland wekte daar de grootste verbazing.
- ‘Goeden morgen, heeren!’ zei Jan tot de aanwezige Comité-leden. ‘Wij komen u berichten, dat de machine van Mr. Brown uit Holland gearriveerd is.’
De voorzitter van het Comité bood den bezoekers stoelen aan en zei op hoogst verwonderden toon!
- ‘Zijt gij het, die met de bewuste groote machine den Atlantischen Oceaan zijt overgestoken?’
- ‘Om u te dienen!’
- ‘Maar waartoe deze gevaarlijke reis?’
- ‘Dat is niet in een paar woorden gezegd, doch ik hoop het u duidelijk te maken.’
En Jan vertelde in vloeiend Engelsch, wat de oorzaak was van de late aankomst en tevens ook van de omstandigheden, waaronder de reis werd gemaakt.
Vol belangstelling hoorden de heeren zijn vertelling aan, en ieder voelde oprechte bewondering voor die drie kranige jongelui, die uit liefde voor Mr. Brown en zijn werk de gevaarlijke reis hadden ondernomen.
- ‘Ik wensch u van harte geluk met deze prachtige resultaten,’ sprak de voorzitter, ‘dat belooft vandaag een
| |
| |
prachtige demonstratie te worden. Ik behoef natuurlijk niet te vragen, of uwe machine aan alle gestelde eischen voldoet?’
- ‘Volkomen,’ zei Jan.
- ‘Dus u kunt drie passagiers vervoeren en daarmede een reis van minstens drie uren maken.’
Jan glimlachte.
- ‘Als 't moet, neem ik twintig passagiers mee voor een reis van 24 uur,’ sprak hij rustig.
De heeren gaapten van verbazing.
- ‘Schertst u?’ vroeg de voorzitter.
- ‘Volstrekt niet. Ik zal het bewijzen.’
- ‘Fameus, fameus,’ zei een ander. ‘Jammer, dat uw machine hier niet een week eerder was. In alle groote geïllustreerde bladen, die gisteren verschenen zijn, staan afbeeldingen van de overige zes machines, met volledige beschrijvingen daarbij.’
- ‘Och kom, zooveel grooter is de verbazing voor het publiek.’ zei Jan.
- ‘Ge zult wel vermoeid zijn, nietwaar? Om twaalf uur wordt het concours geopend. U stijgt nu het laatste op. Heeft u daar bezwaar tegen?’
- ‘In het geheel niet.’
- ‘In orde. Wij wachten u dus om twaalf uur op het terrein. Het is nu nauwelijks vier uur. Me dunkt, dat u in het hotel nog wel wat zoudt kunnen slapen.’
| |
| |
- ‘Dat waren wij juist van plan,’ zei Jan Boenders. ‘Adieu, mijn heeren, tot ziens.’
Jan vertrok met Koos Ploeg en Martha naar het hotel, waar zij ieder een kamer bestelden.
En van de hun nog restende tijd vóór de opening van het concours maakten zij terdege gebruik om eens flink uit te rusten en wat te slapen.
Wat zij ook wel verdiend hadden.
Duizenden en duizenden bezoekers van alle landen en natiën der wereld stroomden dien morgen naar de tribunes en de omheinde ruimten van het uitgestrekte vliegveld. Daar waren Amerikanen en Spanjaarden, Japanners en Negers, Engelschen, Duitschers, Franschen en Hollanders, Russen en Italianen. En al die duizenden zochten, voor zooverre zij geen vooraf genomen plaatsen hadden, een hoekje te bemachtigen, vanwaar zij den grooten internationalen kampstrijd konden bijwonen.
Eén der tribunes, die het gemakkelijkst was ingericht en zich ongeveer tegenover het midden van het terrein bevond, was die der groot-industrieelen van Amerika.
Te midden dier geldvorsten had zich ook James Witfield, de oorzaak van al Mr. Brown's ellende, een plaats weten te bemachtigen. James Witfield was lang niet op zijn gemak.
Duizenden guldens had hij uitgegeven, om Mr. Brown zooveel mogelijk tegen te werken en hem te beletten, met
| |
| |
een machine voor den dag te komen, die wellicht de andere in alles zou overtreffen.
Dol verheugd was hij geweest bij de vele gunstige berichten van zijn agent Koppens, nog meer verblijd was hij, toen de laatst-aangekomen boot van Holland nòg niet de machine uit Holland had aangebracht.
Koppens was dus geslaagd in zijn pogingen?
Mr. Brown zou niet mededingen?
Dan was zijn doel bereikt!
Maar als verlamd van schrik was hij geweest bij de plotselinge tijding van gisteren, dat er vanuit Holland een reuzenmachine over den Atlantischen Oceaan was gekomen!
Dus-toch!
Woede en teleurstelling hadden zich van den man meester gemaakt. Maar toch.... maar toch.... het concours moest nog bewijzen, wie de palm der overwinning zou wegdragen!
Ondertusschen werd het op alle rangen voller en voller.
Op de hangars waren vlaggen geheschen van de nationaliteit, waartoe ieder der mededingenden behoorde.
Er waren drie Fransche vliegtuigen, twee Engelsche, een Amerikaansch en een Hollandsch.
De muziekkorpsen speelden vroolijke marschen. Het zonnetje verleende z'n welwillende medewerking en alles zag er even vroolijk en feestelijk uit.
Twaalf uur.
Een heraut trad op het vliegterrien en blies uit zijn schitterend
| |
| |
versierde bazuin den eersten regel van het Fransche volkslied.
Onmiddellijk daarop werd de eerste Fransche machine naar buiten gereden. Zij was van een buitengewoon fraaien en eleganten vorm, ècht-Fransch. Het publiek keek er zich de oogen aan uit.
Geheel en al in de lengte gebouwd had de aëroplane het voorkomen van een kolossalen libel. En evenals deze had zij een lichtblauw lijf. Alles aan de machine, hoe groot ook van afmeting, was rank en slank en elegant.
Iedere mededingende machine was door een speciale commissie van toezicht bezwaard met het gewicht van tien passagiers, te zamen 1700 Kilogrammen. Alleen aan de winnende machine zou het toegestaan worden, gedurende eenige uren werkelijke passagiers te vervoeren.
Monteurs omringden de machine. Twee hunner stelden de schroeven in werking en dadelijk daarop vloog het ranke vliegtuig met groote snelheid over het terrein. Men volgde het in spanning, het rees van den grond, al hooger en hooger, tot het op ongeveer honderd meter hoogte kwam, waar het toen groote cirkels beschreef. Hartelijk applaus klonk van alle rangen. Het publiek begréép wel het succes van den koenen aviateur, wien het inderdaad gelukte een gewicht van tien menschen mee omhoog te voeren. Maar het schouwspel was voor de meesten toch heel gewoon. Er was.... om zoo te zeggen.... niets bijzonders aan te zien. Maar het was toch wel mooi.
Terwijl de eerste vogel zich in groote kringen boven het
| |
| |
terrein bewoog, werd de tweede Fransche machine naar buiten gereden. Deze geleek bijna volkomen op de andere, alleen waren de onderdeelen wat zwaarder van bouw.
Ook deze reuzenvogel gleed rustig omhoog als iedere andere vliegmachine.
Maar daar scheen iets niet in den haak met nommer één. Die daalde merkwaardig snel.... zóó snel.... dat het wel leek, of de bestuurder zijn roer niet in zijn macht had.... men zag het.... de schroef draaide niet meer.... met een prachtig vol-plané kwam de moedige Fransche vlieger naar de aarde terug.
De een na den ander kwamen de eerste zes machines in het veld.
Luide waren de toejuichingen, toen het Amerikaansche vliegtoestel naar buiten gereden werd. Dat was ook een machine van geweldigen omvang en de mannen, die het weten konden, hadden al tegen elkander gezegd, dat het tusschen den Amerikaan en den Hollander een geduchte strijd zou worden!
Jan Boenders en Koos Ploeg, de twee vrienden, die - het zij even tusschen haakjes gezegd - als een paar ridders zorgden voor Martha, hadden eveneens opgemerkt, dat de Amerikaansche machine er een was om niet mee te spotten. In hoeverre de andere mededingers het zouden uithouden, konden zij natuurlijk evenmin te voren zeggen, maar zij vreesden ze niet zoozeer als deze.
| |
| |
Onder daverend gejuich en handgeklap steeg de Amerikaansche aëroplaan omhoog. Zij overtrof al dadelijk in snelheid en in hoogte haar vier mededingsters in de lucht. Intusschen daalde de tweede vliegmachine, ditmaal een Engelsche.
Daar werd de Hollandsche naar buiten gereden.
Een oorverdoovend, donderend gejuich steeg op uit alle rangen, de lucht weergalmde van het hoera der tienduizenden!
Daar had je immers de Hollandsche machine, die den Atlantischen Oceaan had overgestoken?
En kijk, daar had je die twee jonge vrienden en het meisje, die drie jongelui, waarvan heel New-York en omgeving den mond vol had. Wat zaten die drie daar rustig bij elkaar in de glazen hut boven de kajuit!
Maar welk een vervaarlijke machine! Wat een buitengewone afmetingen! In zoo'n kajuit konden toch minstens twintig menschen plaats nemen?
Allerlei uitroepen vervulden de lucht. De aanwezige dames op de tribunes, en dat waren er ook eenige duizenden, hadden wel op Martha willen toesnellen om haar te omhelzen.
De monteurs, die de machine naar buiten hadden gereden, marcheerden als op commando een eindweegs van de machine af. Dat gaf overal wat verbazing. Wat drommel, steeg zij dan niet op? Moesten de schroeven niet omgezwaaid worden om den motor op gang te brengen?
Maar het antwoord kwam spoedig op deze vragen.
Zonder dat iemand ze aanraakte, begonnen de kolossale
| |
| |
schroeven hunne taak opnieuw, snorden gonzend rond en trokken de machine met de snelheid van een trein over het veld.
Omhoog schoot ze met de kracht van een reus, lijnrecht in schuinsche richting.... hooger.... al maar hooger....
Intusschen begon een andere mededinger zonderlinge kuren in de lucht te vertoonen. Zijn machine wankelde en wankelde, en als de bestuurder niet ten spoedigste gedaald was, zou hij een ontzettenden val gedaan hebben. Nu viel hij slechts van een zeer geringe hoogte en bekwam geen letsel.
Vier machines zweefden in het luchtruim. De toeschouwers richtten er hunne kijkers op. Een Franschman en een Engelschman waren het laagst, die mochten zoowat op drie- à vierhonderd meter hoogte zijn, schatte men. Daarboven bewoog zich de tweede Franschman allicht op 'n vierhonderd-vijftig à vijfhonderd meter van den grond, maar vér daarboven zag je den Amerikaan zweven, die had er nu bepaald al wel zevenhonderd onder zich. De Hollander scheen zoo hoog nog niet gekomen te zijn, maar goeie genadigheid wat een reusachtige snelheid had die machine. Kijk, daar kwam ze weer aan, ze schoot als een adelaar door de lucht en steeg maar voortdurend....
Ook de Amerikaan was nog niet op het toppunt van zijn hoogte gekomen.... Het eerste uur verstreek.... van den Hollander was zoo goed als niets meer te zien, den Amerikaan kon men nog duidelijk onderscheiden. Anderhalf uur ging
| |
| |
voorbij.... de vierde machine.... weer 'n Fransche.... moest dalen. En geen twee minuten daarna kwam ook de tweede Engelsche aëroplaan naar omlaag.
Maar hoog in de wolken werd de strijd voortgezet.
De vereischte vliegtijd van twee uren was voorbij, maar geen der twee luchtkampioenen dacht aan nederdalen.
De Amerikanen schreeuwden, loeiden, zwaaiden met hoeden en stokken.
- ‘Amerika! Hoera! Amerika!’
Maar opeens.... daar daalde de onderste machine. Een plotselinge hapering aan de hoogtesturen noodzaakte den Amerikaanschen vliegers te dalen.
En op meer den twaalf honderd meters hoogte, voor het bloote oog bijna onzichtbaar, vlogen nog steeds de drie Hollandsche jongelui in enorme kringen.
Toen Koos Ploeg ontdekte, dat alle mededingers verdwenen waren, meldde hij dit aan zijn vriend.
Jan Boenders beheerschte zijn zenuwen, hij wilde met alle kracht, die in hem was, kalm blijven.... want het gevaar was nog zeer groot.
In groote kringen begon hij te dalen.
Hoe meer de Hollandsche machine zichtbaar werd, hoe woeliger de massa toeschouwers werd.
Daar zag men, hoe van de enorme Hollandsche machine een reusachtige rood-wit-blauwe vlag werd ontplooid!
De muziekkorpsen speelden gezamenlijk het Nederlandsche
| |
| |
volkslied, dat door de op het terrein aanwezige landgenooten onder den diepen, ontroerenden indruk van het oogenblik, met tranen in de oogen werd aangehoord.
In breede majestueuze kringen kwam de aëroplane steeds lager en lager zweven om eindelijk, kalm en waardig, langzaam en zeker, als een echte Hollander is, op het terrein neer te komen.
Een donderend hoera barstte los!
De menigte verbrak te afsluitingen, men stormde op de machine toe.... heesch de jongelieden er uit.... droeg ze in triomf rond. En terwijl James Witfield schier van nijd en woede uit zijn vel sprong, juichte Amerika om zijn Hollandsche vrienden.
En.... nietwaar.... de Hollandsche machine was dan toch ook door een Amerikaan gemaakt?
Jan Boenders, Koos Ploeg en Martha Huibers, de drie eenvoudige Rotterdamsche volkskinderen, waren de helden van den dag. Ze werden toegejuicht, met bloemen overladen, aan het gala-diner waren zij het middelpunt van ieders belangstelling.
En zij aanvaardden al die hulde met een gemoedelijk lachje.
Jan vond die huidebetuigingen wel aardig, maar het meeste plezier had hij toch, toen hij drie telegrammen van gelijken inhoud naar Holland liet seinen:
| |
| |
Internationaal vliegconcours afgeloopen. Mr. Brown uit Holland Hoofdprijs 1 millioen dollar gewonnen. Alles wel.
Jan, Koos en Martha.
Voor de drie dappere jongelui begon er een tijd van feesten en feestjes, die wij niet in alle bijzonderheden behoeven te beschrijven. Voor hen was het heerlijkste resultaat, na al het doorgestane leed, na alle ondervonden wreede tegenwerking en bittere teleurstelling tòch nog den palm der overwinning - niet voor zichzelven - maar voor den geliefden meester Mr. Brown te hebben weggedragen.
Het was verwonderlijk, hoe snel de zieke genas na het vernemen van de verblijdende tijding. Per slot van rekening was zijn ziekte toch niet anders geweest dan een gevolg van de vele groote teleurstellingen en het verdriet. Nu dat verdriet echter op de vlucht werd gejaagd door de grootste blijdschap, week ook de ziekte snel van hem.
Jan, Koos en Martha deden de reis naar huis niet per vliegmachine, maar met de ‘Rotterdam’ van de Holland-Amerika Lijn. De ontvangst op het terrein van Mr. Brown's Aëro-Institute was in één woord vorstelijk.
Daar waren verschillende Nederlandsche autoriteiten op industriëel en maatschappelijk gebied door Mr. Brown bijeen genoodigd, daar wapperden honderden vlaggen, daar waren
| |
| |
ook vader en moeder Boenders om hun grooten jongen te begroeten.
Mr. Brown sloot Jan en Koos en Martha om beurten in de armen, hij lachte, weende, deed alles tegelijk en wist ternauwernood zijn vreugde te uiten.
En Jan! De ondeugende Jan had in stilte een plannetje gemaakt. Een plannetje, dat hij met Martha in Amerika al had afgesproken, doch waarvan niemand nog iets wist. Jan besloot, om dat plannetje pas mede te deelen in den familiekring. Maar Jan had geen geduld, hij kon het niet langer verzwijgen.
Aan het diner, dat Mr. Brown ter eere van zijn ‘zoon’ gaf, en waaraan alleen de familie Brown, Boenders, Huibers en Ploeg deelnamen met eenige ingenieurs, stond Jan Boenders op, tikte tegen zijn glas en sprak op vroolijken toon:
- ‘Beste ouders, hooggeachte Mr. Brown, en vooral ook gij, Huibers en uw vrouw, ik dank u voor alles wat gij in den loop der tijden voor mij gedaan hebt. Weest niet boos als ik zoo onbescheiden ben, op dit oogenblik nog iets van u te vragen. Ik heb de reis over den Atlantischen Oceaan gedaan, behalve met Koos Ploeg, ook met Martha. Die reis is me zoo goed bevallen, dat ik niet nalaten kan, u te vragen, vader en moeder Huibers en Boenders: laat Martha ook de verdere reis door het leven met mij maken. Zou ik daarvoor uw toestemming kunnen krijgen?’
Een hartelijk handgeklap volgde op deze woorden.
| |
| |
Maar Mr. Brown stond ook op, en zeide:
- ‘Mijne vrienden, onze John heeft mij in één adem genoemd met zijn ouders, ik dank hem daarvoor, want ik ben er trotsch op! Het is echter niet aan mij om antwoord te geven op zijn vraag, maar wèl wil ik zeggen, dat ik, wanneer de oudelui hun toestemming van beide zijden geven, onze John en zijn Martha voor hun verdere levensreis den hoofdprijs, dien ze voor mij gewonnen hebben, als reisgeld mee geef.’
En de ouders gaven Jan, zooals ze eigenlijk altijd gedaan hadden, zijn zin.
Ook de Vlietlaan in Rotterdam kreeg z'n aandeel in de feestelijkheden. Iedereen had de breedvoerige verslagen van Jan's triomftocht gelezen, overal hingen de portretten van Jan, Koos en Martha, heel de stad was trotsch op haar kinderen.
Jan Boenders is naar Amerika gegaan met zijn vrouw. Zij wonen daar op een mooie villa, niet ver van de groote machinefabriek, waarvan Jan directeur is.
Ieder jaar komt Mr. Brown met zijn dochter hem bezoeken. En dan ziet hij, hoe gelukkig die twee zijn en hoe uitstekend Jan het vinden kan met zijn vriend Koos Ploeg, die mededirecteur is.
En als het gezelschap dan zoo vereenigd aan den huiselijken haard gezellig bijeen zit, wordt er nog vaak gesproken
| |
| |
over den vervlogen tijd, den tocht over den Atlantischen Oceaan, over Koppens en consorten, enfin, over al het lief en leed, dat echter ten gevolge had gehad, dat men thans gelukkig met elkaar was en alles ten goede was gekeerd.
Jan Boenders houdt niet van opsnijden, maar wanneer ge hem ooit mocht ontmoeten zal hij u toch wel graag zijn geschiedenis vertellen, en dan hoort ge het zelf uit zijn eigen mond:
Hoe een Hollandsche Jongen in Amerika rijk werd!
|
|