Naschrift.
Door de bemoeiingen van Notaris Borgermans, die een lange redevoering tegen Jaap gehouden had, waarin heel veel voorkwam van ‘de roem van Steenvliet’ en die den man heel wat inspanning kostte, kreeg Jaap goede leermeesters die den leergierigen en handigen knaap ‘de poorten der wetenschap’ zooals de Notaris dat dichterlijk uitdrukte, zouden ontsluiten.
Daar het heen en weer rijden naar Steenvliet een groot bezwaar was voor de studie, werd er bij de familie Kervel een kamertje voor hem ingeruimd waar hij zoolang de studie duurde, een woonplaats zou kunnen vinden.
Hij was dus weer vereenigd met zijn ouden vriend, maar wat kostte het hem een moeite zijn lief dorp, zijn dierbare ouders en zijn braven Toby vaarwel te zeggen!
Rienus was in 't geheel niet jaloersch op Jaap, ofschoon deze zooveel voorrechten genoot en zijn eigen toekomst heel wat minder rooskleurig was!
Was Rien niet na het verlaten van de school in zijn zesde betrekking?
Wat had hij al niet moeten sjouwen als loopjongen bij een drogist, als knechtje bij een loodgieter en als carcassenmaker op een fabriek van lampenkappen?
Neen, met Rien bleef het sukkelen, en dat kwam wel door het gebrek aan gaven van den goeden baas. Hij was gewillig, maar dom.
Voor Jaap echter, die door gelukkige omstandigheden zulk goed onderwijs ontvangt, en zijne aangeboren gaven eenmaal tot volle ontwikkeling zal kunnen brengen, openen zich ruime kansen tot welslagen.
Al komt er wellicht niets van het plan naar Rusland te gaan, toch zien we hem nog eenmaal als een nuttig lid van de maatschappij terug, wie weet, wordt hij nog eens directeur van de groote scheepswerf van de firma De Bont en Zonen, de trotsch van Steenvliet!