Zooals de trotsche, krachtige eik opeens door den bliksem wordt getroffen en vernield, zoo werd het gelukkige leven van deze goede menschen met één slag voor altijd vernietigd.
En het gebeurde zoo eenvoudig, zoo verschrikkelijk eenvoudig - maar juist door die eenvoudigheid was de slag nòg ontzettender.
Pa was 's morgens op reis gegaan.
Om twaalf uur, toen Moe de koffietafel voor haar en Hein gereedmaakte, bracht de meid een telegram.
Haastig scheurde Moe het papier vanéén - en làs. En de schrik was zóó hevig, dat ze eerst, bevend, als krankzinnig met de oogen in het rond draaide en duizelde....
Toen gaf ze een gil en viel bewusteloos op den grond....
Vóór zijn vertrek had Pa nog met den kleinen Hein gestoeid.
‘Je bent mijn brave vent hoor,’ zei Pa, ‘Als ik tijd heb, zal ik een mooi hobbelpaard voor je koopen.’
‘Hé ja, pa! En 'n soldatenpak en 'n doos soldaten ook!’
‘Goed hoor, je zult het hebben!’
‘En 'n doos chocola ook, pa!’
‘Ook al! Nu, dag vent, dag kleine schavuit! Dag Moe, tot vanmiddag.’
Een kwartier later zat de heer Brander in den trein.