hoogte, waarheen de agent zijn eigen gewicht nooit sleepen kon, zei overmoedig:
‘U zei?’
Toen zei de agent niets meer, heelemaal niets, maar begon manmoedig in den boom te klauteren.
Een enkele voorbijganger zag het lachend aan inplaats van te helpen (voorbijgangers zijn altijd op de hand van misdadigers).
Het was een vrij koddig gezicht den agent met dien waardigen buik krampachtig den boom omklemmende te zien klimmen, blazend tegen den ondersten tak.
Hij was nog maar een paar voet van den grond, toen op onverklaarbare wijze de veter, die Key aan zijn stiefbroeder verbond, losraakte en Key met de volle hardheid van zijn nog altijd respectabelen neus op des agenten pimpelpaarsen neus neerzeilde, waarop de eigenaar van dien neus pardoes uit den boom tuimelde.
Hij viel gelukkig niet hoog.
In een wip sprong Willem nu uit den boom en riep:
‘Of had je niet gekeke.’
Voor de agent natuurlijk opgestaan was, was de watervlugge Klein-Quick-back al juichend in het midden van vriend en vijand ontvangen.
Deze heldendaad van den Klein-Quick-back werkte zóó op de gemoederen der ‘Woestelingen’, dat ze volgende week weer tegen Klein-Quick wilden spelen, natuurlijk in de hoop op een overwinning met zulk een voorval als toespijs.
Deze tocht ligt buiten 't verband van dit boek, alleen zij medegedeeld, dat een Klein-Quick met tal van geleende Veemarktkrachten een 25-0 nederlaag te slikken kreeg.
‘Net voor een maffie,’ zeiden de ‘Woestelingen’.
Echter buiten 't verband van dit boek.
Want Key nam er niet meer aan deel.
Zegevierend arresteerde de agent hem. 't Was voor