Het zanduur van den dood(1941)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Na-minnend Doorheen haar koortsogen zag ik als rozen de troebele gedachten vaag bewegen, zij plantten voort totdat de rusteloze wortelstok naar de streelhand was verlegen. En bleek en roerlozer nog dan tevoren, dwong zij zich tot mijn willoze slavin: haar adem sloop als zee mijn kusten in en leefde na, zachtzinnig om te horen. Het leven vroor tot een glaciede kegel, het Hooglied dunde tot de laatste regel. Na-minnend met de bleke ziel alleen, boog ik mij, waar ik kon, over haar heen en sloeg haar, als een leenheer, met het zegel van mijne lippen alzijds tot mijn leen. Vorige Volgende