Het zanduur van den dood(1941)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De Kringloop Zij stond zwartachtig op de blauwe klinkers, bij de Zandkerk in d'opgebroken steeg, en keek met tegen 't licht geloken wimpers de toren na die in den hemel steeg. Zij bleef geruime tijd naar boven staren; de spits geleek een bladerkruin van lei, tengere wolken schoven er voorbij als duivenveren wit op grijsgroen garen. Toen nam zij een besluit: zij stiet de deur van 't verfloos trapgat op het donker open, begon de kinkhoorn van de trap te lopen, met kleine trippels, dof en in mineur. En in de kringloop van de treden liep zij mechanisch en met vormeloze tred, dagen en maanden en het jaar versliep zij en nooit heeft zij zich op den trans gezet. Maar toen het jaar zijn droeve banvloek slaakte, - de avond blauwde over Amsterdam - liep zij de torentrap weer af die kraakte totdat zij in de kleine steeg uitkwam. Vorige Volgende